ECLI:NL:RBDHA:2022:11510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
C/09/636029 / FT RK 22/691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen en niet te goeder trouw ontstaan schulden

In deze zaak heeft de heer [A] een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. Het verzoek is behandeld op de zitting van 27 oktober 2022, waar de heer [A] en zijn beschermingsbewindvoerder, de heer [B], aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op basis van de faillissementswet, specifiek artikel 288 lid 2 sub c, dat bepaalt dat een verzoek om toelating tot de WSNP moet worden afgewezen als er schulden zijn die voortvloeien uit een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [A] op 24 februari 2022 en op 2 september 2022 onherroepelijk is veroordeeld tot taakstraffen en geldboetes, wat betekent dat zijn verzoek om toelating tot de WSNP reeds om deze reden moet worden afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat een aanzienlijk deel van de schuldenlast van de heer [A] niet te goeder trouw is ontstaan, met name door het niet tijdig indienen van belastingaangiften en het niet afdragen van ontvangen omzetbelasting. Dit gedrag heeft geleid tot aanzienlijke belastingschulden die in de weg staan aan zijn toelating tot de WSNP.

Verder heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen verwachting bestaat dat de heer [A] aan de verplichtingen uit de WSNP zal voldoen, gezien zijn huidige uitkering op grond van de Participatiewet en het ontbreken van bewijs dat hij niet in staat is om te werken. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de heer [A] afgewezen, met de mogelijkheid voor de verzoeker om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/636029 / FT RK 22/691
uitspraakdatum: 3 november 2022
[A],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
Waar deze zaak over gaat
De heer [A] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [A] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [A] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 27 oktober 2022. Op deze zitting verschenen:
- de heer [A],
- de heer [B], beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
Een verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP kan worden toegewezen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan: er moet sprake zijn van een problematische schuldensituatie en de verzoeker (in dit geval dus de heer [A]) moet te goeder trouw zijn geweest bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Bovendien moet de verwachting bestaan dat de heer [A] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen. De rechtbank moet een verzoek om toelating afwijzen als sprake is van schulden die voortvloeien uit een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling (artikel 288 lid 2 sub c Fw).
2.2.
De heer [A] is op 24 februari 2022 door de rechtbank veroordeeld tot zowel een taakstraf als een geldboete van € 1.000,-. Deze veroordeling is inmiddels onherroepelijk. Bovendien is de heer [A] op 2 september 2022 veroordeeld tot een taakstraf en tot vier schadevergoedingsmaatregelen, tezamen goed voor € 9.946,76. Ook deze veroordeling is inmiddels onherroepelijk. Dit brengt mee dat het verzoek reeds hierom moet worden afgewezen.
2.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook zonder de strafrechtelijke veroordeling het verzoek van de heer [A] zou worden afgewezen. In de eerste plaats is een aanzienlijk deel van de schuldenlast niet te goeder trouw ontstaan. Zo heeft de Belastingdienst vorderingen van (in totaal) € 28.172,- aan inkomstenbelasting en € 56.006,- aan omzetbelasting. De heer [A] heeft over deze vorderingen verklaard dat hij aangiftes steeds uitstelde of te laat deed. De ontvangen (maar dus niet afgedragen) omzetbelasting heeft hij gebruikt voor zijn onderneming. Door op deze manier te handelen, heeft de heer [A] willens en wetens belastingschulden laten ontstaan die in de weg staan aan toelating tot de WSNP.
2.4.
De rechtbank overweegt bovendien dat niet de verwachting bestaat dat de heer [A] aan de verplichtingen uit de WSNP zal voldoen. De heer [A] heeft een uitkering op grond van de Participatiewet. De stelling van de heer [A] dat hij zowel psychisch als fysiek niet in staat is om te werken, wordt op geen enkele manier ondersteund. Het is niet gebleken dat hij door de gemeente van zijn sollicitatieverplichting is vrijgesteld, hij heeft geen uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid en bij de stukken zat evenmin een medisch keuringsrapport waaruit arbeidsongeschiktheid blijkt. Bij deze stand van zaken bestaat, naar het oordeel van de rechtbank, niet de verwachting dat de heer [A] aan verplichtingen uit de WSNP zal voldoen. Ook deze omstandigheid staat aan toelating in de weg.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2022 in tegenwoordigheid van N.B.H. Doorneveld, griffier.
De verzoeker heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag dat van deze zaak kennis moet nemen.