ECLI:NL:RBDHA:2022:11504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL21.13528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Guinese eiseres afgewezen op grond van ongeloofwaardigheid, maar beroep gegrond verklaard wegens onvoldoende motivering van gezinsleven met partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiseres tegen het bestreden besluit van de verweerder. De eiseres heeft gesteld dat zij en haar vader ten onrechte zijn beschuldigd van moord en dat zij vreest voor haar leven bij terugkeer naar Guinee. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de verweerder niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiseres onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met haar partner gezinsleven heeft in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de weigering van de verblijfsvergunning en de verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13528

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Kebe. De gemachtigde van verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1998 en heeft de Guinese nationaliteit. Aan haar asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij en haar vader ten onrechte zijn beschuldigd van de moord op een jongen die behoorde tot de [stam]. Zij zijn hierom beiden opgepakt en vastgezet door de politie. Vervolgens heeft haar oom, die vermoedelijk ook verantwoordelijk is voor de valse beschuldiging van de moord, in ruil voor de erfenis van haar vader, geregeld dat eiseres uit het politiebureau kon ontsnappen en het land kon ontvluchten. Bij terugkeer naar Guinee vreest eiseres door de familie van de vermoorde jongen te worden vermoord, dan wel opgepakt en gedetineerd te worden door de autoriteiten.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter ongeloofwaardig geacht dat eiseres en haar vader zijn opgepakt en vastgezet op verdenking van moord. Hierom heeft verweerder haar asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder gesteld dat eiseres geen recht heeft op een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) voor verblijf bij haar partner [A]. Volgens verweerder heeft eiseres haar gestelde relatie met haar partner namelijk onvoldoende met documenten onderbouwd.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiseres vindt dat verweerder haar asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en ook ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zij bij terugkeer naar Guinee geen risico loopt om te worden opgepakt en gedetineerd, dan wel slachtoffer te worden van geweld door de [stam]. Verder vindt eiseres dat zij de relatie met haar partner wel degelijk voldoende met stukken heeft onderbouwd en dat zij daarom recht heeft op een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
4. Verweerder heeft gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid asielrelaas
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres en haar vader zijn opgepakt en gedetineerd door de politie in verband met de moord op een jongen van de [stam]. De verklaringen van eiseres met betrekking tot de dood van de jongen heeft verweerder niet ten onrechte als summier bestempeld, nu eiseres niet weet hoe en door wie de betreffende jongen zou zijn vermoord en zij alleen op basis van de verklaringen van haar oom en moeder wetenschap heeft van de gestelde dood van de jongen. Verweerder stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres haar vermoeden, dat zij en haar vader door de [stam] werden beschuldigd van de gestelde dood van de jongen, alleen op aannames baseert. Volgens haar eigen verklaringen is de reden dat zij werd opgepakt en meegenomen naar het politiebureau niet door de politie aan haar verteld en is zij op het politiebureau ook niet verhoord of aangeklaagd. Eiseres zou in de gevangenis van haar oom hebben gehoord dat zij en haar vader worden verdacht van de moord op de jongen van de [stam]. Dat de politie niet de achterliggende reden van haar arrestatie zou hebben meegedeeld, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook onwaarschijnlijk kunnen achten. Dat volgens eiseres uit het algemeen ambtsbericht van Guinee [1] volgt dat de rechtsstaat in Guinee slecht functioneert, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder het niet onwaarschijnlijk heeft mogen vinden dat de politie niet aan eiseres zou hebben verteld dat haar arrestatie te maken heeft met de dood van de jongen. Daarbij komt dat niet logisch is dat de vader van eiseres door de [stam] verantwoordelijk zou worden gehouden voor de moord op de jongen, nu haar vader deze jongen zou hebben gedreigd (pas) iets aan te doen als er iets met eiseres zou gebeuren en er bovendien al bemiddeling had plaatsgevonden.
6.1
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de [stam] wordt beschuldigd van de gestelde dood van de jongen en zij (nog) door de [stam] wordt gezocht. Volgens haar eigen verklaringen is zij namelijk nooit daadwerkelijk door de [stam] geconfronteerd met de beschuldigingen en bovendien is het, als gevolgd zou worden dat haar vader wordt beschuldigd van de dood van de jongen van de [stam], niet logisch dat ook eiseres van deze moord zou worden verdacht. Ook de verklaringen van eiseres dat haar oom achter de beschuldigingen en arrestatie van eiseres en haar vader zit en middels deze (valse) beschuldigingen zou pogen om de erfenis van haar vader op te strijken, zijn enkel gebaseerd op haar eigen aannames en vermoedens. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom eiseres (en haar vader) het drastische besluit hebben genomen om in te gaan op het aanbod van haar oom om met zijn hulp het politiebureau en het land te ontvluchten. Er lag immers geen aanklacht noch enig bewijs van de betrokkenheid van eiseres bij de gestelde moord op de jongen van de [stam] en de politie had al eerder (ten tijde van het conflict over de verdeling van de erfenis) in het voordeel van de familie van eiseres gehandeld. De stelling van eiseres dat zij niet op een eerlijk proces kon rekenen, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat uit de verklaringen van eiseres niet volgt dat al sprake was van een dreigend proces op het moment waarop zij besloten op het aanbod van de oom in te gaan.
6.2
Tot slot overweegt de rechtbank dat eiseres in het geheel geen stukken heeft overgelegd die haar asielrelaas nader onderbouwen. Dit terwijl zij volgens haar eigen verklaringen wel over bewijsstukken met betrekking tot het conflict over de verdeling van de erfenis beschikt. Ook heeft eiseres geen bewijs overgelegd van haar gestelde pogingen om toch aan deze documenten te komen. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder de verklaringen van eiseres ten aanzien van haar asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht en heeft hij de asielaanvraag van eiseres om die reden kunnen afwijzen als ongegrond.
Artikel 8 van het EVRM
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met haar gestelde partner gezinsleven heeft in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat eiseres verschillen stukken heeft overgelegd om het gezinsleven te onderbouwen. Dit betreffen onder meer Whatsapp-berichten tussen eiseres en haar gestelde partner over een periode van januari 2020 tot februari 2021, belgegevens van eiseres en haar gestelde partner, foto’s van eiseres en haar gestelde partner van eind 2019 tot en met december 2021 en een uitdraai van het medische dossier van eiseres waarin staat dat zij met haar gestelde partner een fertiliteitsonderzoek heeft gedaan vanwege een kinderwens. Dat dit geen objectieve stukken zijn, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat eisers ook met dergelijke niet-objectieve stukken aannemelijk kan maken dat zij gezinsleven heeft met haar gestelde partner. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom hij geen waarde hecht aan de door eiseres overgelegde niet-objectieve stukken. Dat het volgens verweerder niet is uitgesloten dat eiseres en haar gestelde partner familie of kennissen van elkaar zijn en elkaar proberen te helpen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het standpunt dat eiseres haar gezinsleven niet aannemelijk heeft gemaakt of voor het standpunt dat aan de overgelegde stukken geen waarde kan worden toegekend. Het had in dat geval op de weg van verweerder gelegen om eiseres nader te horen over het gezinsleven met haar gestelde partner om deugdelijk te kunnen beoordelen of in dit geval sprake is van een schijnrelatie. Voor zover verweerder zich verder op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij samenwoont met haar gestelde partner, overweegt de rechtbank dat eiseres in beroep een verklaring heeft overgelegd van een medewerker van de COA waarin staat dat eiseres bij haar partner in Leeuwarden verblijft. Dit komt overeen met de verklaring van eiseres en de overgelegde loonstrook van de gestelde partner waarop zijn adres in Leeuwarden staat vermeld. Dat eiseres tijdens het eerste gehoor van 10 december 2020 ontkennend heeft geantwoord op de vraag of zij verloofd is of een relatie heeft, acht de rechtbank in het licht van de later overgelegde stukken op zichzelf ook onvoldoende voor het oordeel dat eiseres het gezinsleven niet aannemelijk heeft gemaakt.
Conclusie
8. De rechtbank verklaart gelet op het onder 7 geconstateerde motiveringsgebrek het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin is overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een ambtshalve verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder dient op dit onderdeel een nieuw besluit te nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Het bestreden besluit blijft voor het overige in stand.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de weigering eiseres ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Guinee, 20 juni 2014, pagina 32-34.