ECLI:NL:RBDHA:2022:11503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL21.11103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Colombiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse eiser. De eiser, geboren in 1968, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij stelt dat hij met de dood is bedreigd vanwege zijn betrokkenheid bij de politieke partij Colombia Humana. De eiser heeft verklaard dat hij meerdere keren is bedreigd en dat vrienden van hem zijn vermoord vanwege hun werkzaamheden voor deze partij. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de gestelde bedreigingen niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat de eiser tegenstrijdige en summiere verklaringen had afgelegd en niet in staat was om zijn claims met relevante documenten te onderbouwen. Tijdens de zitting op 10 februari 2022 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemachtigde van de verweerder afwezig was. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11103

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Vissers. De gemachtigde van verweerder is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1968 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij meerdere keren met de dood is bedreigd vanwege zijn werkzaamheden voor de politieke partij [politieke partij]. Een drietal vrienden is vanwege hun werkzaamheden voor [politieke partij] vermoord en eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Colombia ook zal worden vermoord.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De gestelde doodsbedreiging vanwege de betrokkenheid van eiser bij en zijn werkzaamheden voor [politieke partij] heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser hierover namelijk tegenstrijdige, vage en summiere verklaringen afgelegd en ook heeft eiser nagelaten zijn verklaringen met relevante documenten te onderbouwen.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat hij met de dood is bedreigd vanwege zijn betrokkenheid bij en zijn werkzaamheden voor [politieke partij].
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Werkzaamheden [politieke partij]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij en werkzaamheden voor [politieke partij]. Nu eiser stelt dat hij gedurende drie jaar werkzaamheden voor [politieke partij] heeft verricht, valt niet in te zien dat hij niet in staat is het logo juist te beschrijven en hij desgevraagd niet duidelijk kan aangeven wat zijn werkzaamheden voor [politieke partij] precies inhielden en wie hem de opdracht voor zijn taken gaf. Ook heeft eiser geen relevante documenten overgelegd die zijn gestelde werkzaamheden aantonen. Verweerder heeft zich bovendien niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser na de gestelde bedreiging op 18 april 2019 en de moord op zijn vriend Marciano Cuero op 20 december 2019 zijn werkzaamheden voor [politieke partij] nog tot aan de moorden op Borja en Giraldo op 30 januari 2020 zou hebben voortgezet.
Gestelde bedreiging 18 april 2019
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de gestelde bedreiging door twee gemaskerde mannen op een motor. Zo kan eiser niet beschrijven hoe de mannen eruitzagen en weet eiser niet te specificeren wie de mannen zijn en namens wie deze mannen hem hebben bedreigd. Eiser blijft steken algemene omschrijvingen zoals ‘personen die gestuurd worden door hoge functionarissen’ [1] en ‘de functionarissen, de autoriteiten werken samen met de paramilitairen’ [2] en ‘dezelfde mensen die bij de gemeente of het gemeentehuis horen (….) deze mensen zoeken groeperingen zoals de paramilitairen op’. [3] Ook is opmerkelijk dat eiser heeft verklaard dat hij na de gestelde bedreiging gewoon naar zijn werk is gegaan, nu die bedreiging een heftige gebeurtenis betreft.
Verdere bedreigingen
8. Met betrekking tot de verdere bedreigingen heeft verweerder niet ten onrechte opmerkelijk geacht dat eiser vanaf de eerste bedreiging op 18 april 2019 tot aan de gestelde telefonische bedreiging begin februari 2020 niets meer van zijn bedreigers zou hebben vernomen. Met betrekking tot die gestelde telefonische bedreiging heeft eiser bovendien slechts summier verklaard, nu hij desgevraagd niet heeft kunnen specificeren welke persoon of welke organisatie hem heeft bedreigd, op welke dag en welk tijdstip dit telefoontje plaatsvond en waarom hij vanwege zijn werkzaamheden voor de [politieke partij] werd bedreigd. Dat eiser gevreesd zou worden omdat hij de politieke partij zou kunnen voortzetten, heeft verweerder gelet op de geringe aard en omvang van eisers werkzaamheden niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Ook heeft eiser wisselend verklaard over de reden dat hij geen aangifte heeft gedaan van de telefonische bedreiging, nu hij eerst aangeeft dat dit is omdat het OM [4] medeplichtig is aan corruptie, maar hij later verklaart dat dit is omdat hij de namen van de betreffende bedreigers niet weet. [5] Ten slotte is de rechtbank met verweerder van oordeel dat ook de door eiser overgelegde algemene informatie met betrekking tot [politieke partij] niet tot een ander oordeel leidt, nu die informatie geen betrekking heeft op eisers persoonlijke situatie.
Conclusie
9. De aanvraag is op goede gronden afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Nader gehoor, pagina 7.
2.Nader gehoor, pagina 7.
3.Nader gehoor, pagina 17-18.
4.Nader gehoor, pagina 4-5.
5.Nader gehoor, pagina 13.