ECLI:NL:RBDHA:2022:11502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse elektricien wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over werkzaamheden en foto van geëxecuteerde gevangene
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse man geboren in 1989, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij vreest voor vervolging in Iran. Hij stelt dat hij als elektricien in de Evin gevangenis heeft gewerkt en daar een foto heeft gemaakt van een geëxecuteerde gevangene, wat de Iraanse autoriteiten zou hebben doen besluiten hem te vervolgen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte.
Tijdens de zitting op 10 februari 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en verweerder zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser niet geloofwaardig is in zijn verklaringen over zijn werkzaamheden in de Evin gevangenis. Eiser kon geen arbeidsovereenkomst overleggen en zijn beschrijvingen van de gevangenisomgeving waren te vaag. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de strenge veiligheidsmaatregelen in de gevangenis het onwaarschijnlijk maken dat eiser een telefoon mee naar binnen zou kunnen nemen om een foto te maken.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk het risico loopt op vervolging in Iran. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.