ECLI:NL:RBDHA:2022:11500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.994 en NL22.995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens vertrek uit Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.994 en NL22.995, waarbij de eiser, die een asielaanvraag had ingediend, uit eigen beweging Nederland heeft verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 27 januari 2022 Nederland heeft verlaten, zoals blijkt uit een door hem ondertekende vertrekverklaring en een 'emergency travel certificate' van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Nederland. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel als kennelijk ongegrond had afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet langer prijs stelt op internationale bescherming in Nederland. Het verzoek om een voorlopige voorziening is eveneens afgewezen, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en er geen connexiteit meer bestaat. De rechtbank heeft bepaald dat de verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.994 en NL22.995

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 16 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.994) ingesteld. Ook heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening (NL22.995) ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 10 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 14 december 2021 onderhavige asielaanvraag ingediend.
2. Uit de door verweerder overgelegde stukken, namelijk de brief van de Internationale organisatie voor Migratie (IOM) Nederland van 28 januari 2022 met daarbij gevoegd een door eiser ondertekende vertrekverklaring en een ‘emergency travel certificate’, is gebleken dat eiser uit eigen beweging op 27 januari 2022 Nederland heeft verlaten.
3. Op 3 februari 2022 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat sinds het vertrek van eiser naar Nigeria alle contanten met hem zijn verbroken en zij niet op zitting zal verschijnen.
4. Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat eiser niet langer prijs stelt op internationale bescherming in Nederland, zodat hij geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en er niet langer sprake is van connexiteit.
6. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijs het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover deze ziet op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.