ECLI:NL:RBDHA:2022:11482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL21.14203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had op 16 december 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris was afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 11 januari 2021, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. Op 10 juni 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoekster alsnog ingewilligd. Verzoekster trok haar beroep tegen het niet tijdig beslissen in, maar verzocht de rechtbank om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 379,50 aan proceskosten, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14203

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om aan
haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Verzoekster heeft op 11 januari 2021 bezwaar ingediend tegen dat besluit.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
Bij besluit van 10 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster is tegemoet gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor ‘licht’ is van toepassing aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.