ECLI:NL:RBDHA:2022:11475
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod; ongegrond beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd aan een Albanese eiser. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 december 2021 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan de eiser opgelegd. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft zich op de zitting op 17 maart 2022 niet laten vertegenwoordigen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De eiser, geboren in 1997, had de Albanese nationaliteit en was in het Schengengebied ingereisd met de intentie om illegaal naar het Verenigd Koninkrijk te reizen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Schengengrenscode, omdat hij met het doel om illegaal te reizen het Schengengebied was binnengekomen. Dit betekende dat hij geen recht had op een vrije termijn en dat hij onrechtmatig in Nederland verbleef.
De rechtbank concludeerde dat de gronden die door de Staatssecretaris tegen de eiser waren ingeroepen, voldoende waren om aan te nemen dat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de Staatssecretaris voldoende was en dat de door de eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gaven om van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 maart 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.