In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, maar de rechtbank oordeelde dat de overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn op 15 april 2022 is gaan lopen en dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn aan de Italiaanse autoriteiten is overgedragen. Eiser had eerder een verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken, waardoor de werking van het bestreden besluit niet was opgeschort. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.