ECLI:NL:RBDHA:2022:11472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
NL22.15048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van geloofwaardigheidsbeoordeling en ontvoering in Libië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Libanese nationaliteit, heeft op 1 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Hij stelt dat hij is benaderd door een groepering, aangeduid als [Naam 2], om zich bij hen aan te sluiten. Eiser heeft geweigerd en beweert dat dit heeft geleid tot zijn ontvoering en mishandeling door deze groepering. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen, omdat de rechtbank de problemen die eiser heeft ondervonden met [Naam 2] niet geloofwaardig achtte. De rechtbank concludeerde dat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de tijdlijn van de gebeurtenissen en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Libanon gevaar zou lopen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in paniek verkeerde en dat hij analfabeet is, waardoor hij moeite heeft met het geven van exacte data. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15048

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 4 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Mhassan. Verweerder heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Libanese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 1 oktober 2021 in Nederland asiel aangevraagd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is benaderd door [Naam 2] om zich bij hen aan te sluiten. Eiser is onder meer benaderd via zijn werk. Omdat eiser weigerde zich aan te sluiten heeft dit geleid tot het verlies van zijn baan. Eiser is nadien door [Naam 2] drie dagen ontvoerd en mishandeld. Uiteindelijk is eiser vrijgelaten nadat hij gedwongen een document heeft ondertekend. Verder hebben zij een tatoeage in de nek van eiser gezet met de tekst
‘Only [Naam 2], do it’.Eiser is na de ontvoering gevlucht naar het zuiden van Libanon, waar hij tweeënhalf jaar heeft verbleven. Eiser is vervolgens via Beiroet gevlucht uit Libanon. Nadien zijn de ouders van eiser benaderd door [Naam 2] en hebben zij gevraagd naar eiser. Eisers vreest daarom bij terugkeer naar Libanon voor [Naam 2].
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden met [Naam 2] niet geloofwaardig. Verweerder overweegt daartoe dat eiser tegenstrijdige verklaringen aflegt over de tijdlijn waarbinnen de gestelde problemen met [Naam 2] zouden hebben plaatsgevonden. Verweerder meent dat uit het advies van Medifirst [2] niet volgt dat van eiser niet verwacht mag worden dat hij bij benadering kan benoemen wanneer gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Ook daar is eiser volgens verweerder niet in geslaagd. Eiser verklaart verder summier over de gestelde ontvoering door [Naam 2]. Ook verklaart hij tegenstrijdig over de periode erna. Verweerder acht het verder ongerijmd dat eiser na de ontvoering tweeënhalf jaar zonder problemen heeft kunnen verblijven in Zuid-Libanon. Niet is gebleken dat [Naam 2] in die periode naar hem op zoek was. Verweerder bevreemdt dit eens te meer omdat eiser in die periode een paspoort heeft aangevraagd en in Beiroet een arts heeft bezocht. Ook acht verweerder het in dat verband ongeloofwaardig dat eisers ouders kort na zijn vertrek uit Libanon zouden zijn benaderd door [Naam 2] en dat zij naar eiser op zoek zijn. Verweerder komt daarom tot het oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
4. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte zijn problemen met [Naam 2] ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder heeft allereerst onvoldoende rekening gehouden met het advies van Medifirst waaruit blijkt dat eiser moeite heeft met het noemen van exacte data. Daarnaast heeft hij niet tegenstrijdig verklaard over de tijdlijn waarbinnen de problemen met [Naam 2] zich hebben voorgedaan. Dat eiser weinig kan verklaren over de ontvoering komt doordat hij in paniek was waardoor hij zich weinig kan herinneren. Verder weet eiser niet wat in het document staat wat hij moest ondertekenen, omdat hij analfabeet is. Volgens eiser kan [Naam 2] met document druk op eiser uitoefenen en hebben zij hiermee alle macht over hem. Eiser loopt tot slot bij terugkeer gevaar vanwege de tatoeage in zijn nek. Eiser vreest hierdoor niet alleen voor [Naam 2] maar ook voor tegenstanders van die groepering.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de benadering door [Naam 2]. Zo heeft eiser verklaard dat hij in 2016 zijn baan als beveiliger is kwijtgeraakt omdat hij is benaderd door [Naam 2], terwijl eiser ook heeft verklaard dat hij in 2019 voor het eerst door hen is benaderd.
De beroepsgrond van eiser dat uit het advies van Medifirst blijkt dat hij moeite heeft met het noemen van exacte data van zijn asielrelaas maakt dit niet anders. Verweerder wijst er in dat verband allereerst terecht op dat dit geen beperking is die door Medifirst is geconstateerd, maar dat eiser zelf heeft verklaard dat hij moeite heeft met het noemen van precieze data. Bovendien volgt daaruit niet dat verweerder niet van eiser mag verwachten dat hij de gebeurtenissen chronologisch gezien in de juiste volgorde kan plaatsen en bij benadering kan verklaren wanneer een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Tenslotte verklaard eiser zelf ook dat hij dat kan.
6. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser door [Naam 2] is ontvoerd. Verweerder heeft zich in dat verband niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de ontvoering. Eiser heeft slechts verklaard dat hij in een kleine ruimte verbleef en dat de muren daarvan ongeverfd waren. Eiser weet verder niet op welke datum hij is ontvoerd ondanks de gestelde impact daarvan op hem. Daarnaast kan eiser niet vertellen wat er in het document stond dat hij heeft ondertekend en wat daarvan het doel was. Dat eiser daarover niet kon verklaren omdat hij analfabeet is heeft verweerder niet hoeven volgen, daar eiser heeft verklaard dat hij ongeveer acht jaar onderwijs heeft gevolgd. Ook heeft verweerder kunnen opmerken dat niet duidelijk is geworden wat de meerwaarde is van het document, nu hij na het tekenen ervan is vrijgelaten. Dat het document is bedoeld om eiser onder druk te zetten heeft verweerder niet hoeven volgen. Niet alleen heeft eiser pas in de zienswijze verklaard dat het document daarvoor bedoeld was, ook stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat niet valt in te zien waarom [Naam 2] een dergelijk document nodig had om eiser onder druk te zetten. [Naam 2] heeft eiser immers ongestraft ontvoerd en mishandeld.
7. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met de verklaring van de arts [3] de ontvoering ook niet aannemelijk heeft gemaakt. Allereerst betreft de verklaring een kopie waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is eiser tegenstrijdig in zijn verklaringen op dit punt. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij na de ontvoering direct naar zijn ouders is gegaan en dat hij niet naar het ziekenhuis heeft kunnen gaan, terwijl eiser later verklaart dat hij zich wel bij een arts heeft gemeld. Voorts kan met het document niet de causale relatie worden vastgesteld tussen de verwondingen van eiser en de gestelde problemen met [Naam 2]. De verwondingen van eiser zeggen immers niets over de wijze waarop deze zijn verkregen.
8. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte gevolgd dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor [Naam 2]. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser gedurende de periode van tweeënhalf jaar dat hij in Zuid-Libanon zou hebben verbleven geen problemen heeft ondervonden met [Naam 2]. Dit terwijl [Naam 2] volgens eiser alles zou weten.
Daarnaast is het vreemd dat eiser een medische verklaring overlegt waaruit blijkt dat hij op 10 december 2020 een arts in Beiroet heeft bezocht, terwijl eiser op dat moment in Zuid-Libanon zou hebben verbleven. Verweerder heeft het voorts ongeloofwaardig kunnen vinden dat de ouders van eiser enkele dagen nadat hij is gevlucht uit Libanon, zijn benaderd door [Naam 2] terwijl zij daarvoor nooit van hen hebben vernomen. Dat eiser vanwege de tatoeage in zijn nek bij terugkeer vreest heeft verweerder eveneens niet hoeven volgen. Allereerst heeft eiser pas in beroep verteld dat hij een dergelijke tatoeage heeft. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege deze tatoeage bij terugkeer te vrezen heeft voor [Naam 2], dan wel tegenstanders van deze groepering. Verweerder mag bovendien van eiser verlangen dat hij de tatoeage verwijdert. Eiser zou dit tenslotte zelf al hebben geprobeerd.
9. Verweerder heeft tot slot mogen concluderen dat eiser aanvankelijk niet de waarheid heeft verteld over de wijze waarop hij zijn paspoort heeft verkregen en dat dat afbreuk doet aan de oprechtheid van de verklaringen van eiser. Zo heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij dit paspoort zelf heeft aangevraagd. Nadat verweerder aan eiser in het nader gehoor vroeg hoe hij dit paspoort heeft kunnen verkrijgen, terwijl hij op dat moment in Zuid-Libanon zou hebben verbleven, verklaart eiser dat hij smeergeld heeft betaald om het paspoort te laten bezorgen. Dat eiser in eerste instantie niet durfde te vertellen dat hij smeergeld had betaald leidt niet tot een andere conclusie. Eiser is meegedeeld dat het belangrijk is dat hij de waarheid spreekt en dat mag dan ook van eiser verwacht worden.
10. Verweerder heeft gelet op wat hiervoor is overwogen de gestelde problemen van eiser met [Naam 2] niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. De asielaanvraag van eiser is daarom terecht afgewezen als ongegrond.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Van 23 maart 2022.
3.Verklaring van dr. Abed Kanj van het Near Bourj EI Barajneh Municipality Center van 19 april 2016.