ECLI:NL:RBDHA:2022:11470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan procesbelang in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke kwestie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 25 januari 2021, waarbij ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar waren opgelegd. Eiser had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 21 maart 2022 bleek dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had kunnen krijgen met eiser sinds april 2021. Ondanks meerdere pogingen om contact te leggen, was het niet gelukt om eiser te bereiken. De gemachtigde verzocht om aanhouding van de zitting om opnieuw contact te proberen, maar de rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen belang meer hechtte aan de beoordeling van zijn beroep. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen procesbelang had, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de leden van de rechtbank, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.