ECLI:NL:RBDHA:2022:11470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
AWB 21_1883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan procesbelang in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke kwestie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 25 januari 2021, waarbij ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar waren opgelegd. Eiser had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar ongegrond.

Tijdens de zitting op 21 maart 2022 bleek dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had kunnen krijgen met eiser sinds april 2021. Ondanks meerdere pogingen om contact te leggen, was het niet gelukt om eiser te bereiken. De gemachtigde verzocht om aanhouding van de zitting om opnieuw contact te proberen, maar de rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen belang meer hechtte aan de beoordeling van zijn beroep. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen procesbelang had, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de leden van de rechtbank, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1883
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

In het besluit van 25 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken en een terugkeerbesluit en inreisverbod van 10 jaren opgelegd.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 24 maart 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Gemachtigde van eiser brengt naar voren dat zij geen contact meer heeft met eiser. Zij heeft voor de zitting meermalen geprobeerd in contact te komen met eiser maar dat is niet gelukt. Wel heeft de gemachtigde de zus van eiser gesproken maar zij weet ook niet waar hij verblijft. Het is vanaf april 2021 dat de gemachtigde niet weet waar eiser verblijft. De gemachtigde verzoekt om aanhouding van de zitting, omdat zij opnieuw wil proberen in contact te komen met eiser.
2. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde vanaf april 2021 geen contact meer heeft gehad met eiser ondanks dat zij meerdere pogingen daartoe heeft ondernomen. Ook de zus van eiser weet niet waar hij verblijft. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser kennelijk geen belang meer hecht aan beoordeling van zijn beroep tegen het besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod. Dat betekent dat hij geen procesbelang heeft. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk. Het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022 door mr. B. Fijnheer, voorzitter, en mr. R.J.A. Schaaf en mr. I. Helmich, leden, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.