In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.L. de Gier, en de Minister voor Rechtsbescherming, heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor een chauffeurskaart, welke aanvraag op 20 augustus 2021 door de verweerder was afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 17 mei 2022 ongegrond verklaard in het bestreden besluit. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde van eiser dezelfde gronden heeft aangevoerd als in de bezwaarprocedure. De verweerder heeft in het verweerschrift gemotiveerd gereageerd op de argumenten van eiser. De rechtbank heeft opgemerkt dat eiser, ondanks de mogelijkheid om ter zitting te worden gehoord, geen gebruik heeft gemaakt van dit recht. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat de motivering van verweerder onjuist was. Gezien het ontbreken van nieuwe argumenten van eiser, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de VOG in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.