ECLI:NL:RBDHA:2022:1146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder bestuursdwang en elektronische bekendmaking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een particulier, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, als verweerder. De zaak betreft de oplegging van een last onder bestuursdwang aan eiser, die eigenaar is van een pleziervaartuig dat zonder vergunning een ligplaats had ingenomen op het Rijn-Schiekanaal. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat zijn bezwaar ongegrond verklaarde. Eiser stelde dat het besluit ten onrechte per e-mail aan hem was bekendgemaakt, omdat hij nooit toestemming had gegeven voor elektronische communicatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser per e-mail bereikbaar was en dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de regels omtrent elektronische communicatie tussen bestuursorganen en burgers, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigden: mr. H.L. Barnhoorn en mr. D.P. Boddé).

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Het Rijn-Schiekanaal in de gemeente Leidschendam-Voorburg is een provinciale vaarweg waarop de Omgevingsverordening Zuid-Holland van toepassing is. Op grond van deze verordening is het niet toegestaan om zonder vergunning een ligplaats in te nemen in deze provinciale vaarweg. Verder is met het Verkeersbesluit voor het Rijn-Schiekanaal een algemeen afmeerverbod afgekondigd voor de provinciale vaarwegen. Hierbij zijn ligplaatsvakken aangewezen voor passanten die niet langer dan 3x24 uur een ligplaats mogen innemen.
2. Op 10 april 2020 hebben toezichthouders van verweerder geconstateerd dat het pleziervaartuig ‘ [naam vaartuig] ’ een ligplaats had ingenomen op het Rijn-Schiekanaal. Op 16 april 2020 heeft verweerder aan eiser, als rechthebbende van het vaartuig, een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang bekendgemaakt en hem verzocht dit vaartuig te verwijderen. Daarbij is ook medegedeeld dat het verplaatsen van een vaartuig naar een andere locatie op dezelfde vaarweg, of een andere provinciale vaarweg in de directe omgeving, niet is toegestaan.
3. Vervolgens hebben dezelfde toezichthouders op 11 mei 2020 geconstateerd dat het vaartuig was verplaatst naar een ligplaatsvlak in het Rijn-Schiekanaal en daar langer dan 3x24 uur lag afgemeerd. Nu de overtreding van de provinciale regelgeving hiermee niet was beëindigd, is aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd. Dit besluit is naar het bij verweerder bekende e-mailadres van eiser gestuurd. Op 11 juni 2020 heeft verweerder het vaartuig weggesleept en overgebracht naar een opslagterrein. Het primaire besluit is in bezwaar gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat verweerder het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom en het primaire besluit ten onrechte per e-mail bekend heeft gemaakt. Eiser heeft immers nooit toestemming gegeven om de communicatie in deze procedure per e-mail te laten plaatsvinden. Dat hij zijn zienswijze op het voornemen per e-mail aan verweerder heeft bekendgemaakt, betekent niet dat daaruit een instemming volgt om per e-mail te communiceren.
Wat zijn de regels?
5. In artikel 2:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden.
Volgens artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Dit geschil gaat uitsluitend om de vraag of verweerder het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang terecht per e-mail aan eiser bekend heeft gemaakt.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder de waarschuwing en het voornemen zowel aan het vaartuig heeft aangebracht als per e-mail aan eiser heeft toegezonden. Verweerder heeft te kennen gegeven dat het gebruikelijk is om op de locatie van de overtreding brieven aan te brengen wanneer er geen contactgegevens bekend zijn over betrokkene. Eiser heeft er blijk van gegeven deze stukken te hebben gezien en gelezen. Via een whatsapp gesprek is vervolgens afgesproken dat de communicatie met eiser per e-mail zou geschieden. Eiser heeft geen ander e-mailadres opgegeven dan bij verweerder bekend was naar aanleiding van de door eiser ingezonden zienswijze. Ook heeft eiser niet gereageerd op het whatsappbericht van verweerder waarin staat dat het besluit per e-mail is verzonden. De rechtbank overweegt dat verweerder er daarom vanuit mocht gaan dat het besluit naar het juiste e-mailadres van eiser is verzonden.
8. Nu het bestreden besluit op verzoek van eiser naar het juiste e-mailadres is verzonden en hij te kennen heeft gegeven per e-mail bereikbaar te zijn, staat vast dat het bestreden besluit op een juiste in de regelgeving beschreven wijze aan eiser is bekend gemaakt. [1] Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgrond niet slaagt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vgl. uitspraak ABRS 17 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL4121