Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [1992] en heeft de Jemenitische nationaliteit. Zij verblijft momenteel in Egypte, bij een vriend van referent. Eiseres wenst verblijf bij
referent, haar oudere broer. Eiseres is sinds haar geboorte verstandelijk beperkt en lichamelijk gehandicapt. Referent is het enige familielid dat voor haar kan zorgen. Referent heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland. Op 4 maart 2020 heeft referent daarom een aanvraag ingediend voor eiseres met het verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ' in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Referent heeft ook gevraagd om overkomst van zijn vrouw. Die aanvraag is ingewilligd en inmiddels verblijft de vrouw van referent in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat (i) de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond en (ii) dat er geen beschermenswaardig familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM.
3. In de voorlopige voorzieningsprocedure bij deze rechtbank, zittingsplaats 's- Hertogenbosch (NL21.8507) heeft verweerder de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent erkend en is dit onderdeel van het bestreden besluit komen te vervallen.
4. Voor wat betreft het beschermenswaardig familieleven heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daartoe overweegt verweerder dat de echtgenote van referent en haar moeder sinds 2014 voor eiseres zorgden, omdat referent sinds 2014 niet meer in Jemen is. Niet is gebleken dat eiseres specifiek afhankelijk is van referent voor de te verlenen zorg. Volgens verweerder is verder niet aannemelijk gemaakt dat er in Jemen geen alternatieven zijn voor de zorg van eiseres. De ouders van de echtgenote van referent kunnen in Jemen de zorg overnemen van de echtgenote van referent als zij in Nederland is. De fmanciële hulp die referent verleent kan ook op afstand worden geboden. Verder heeft eiseres geen enkele band met Nederland, maar wel met haar land van herkomst, Jemen. Ook heeft zij een band met de moeder van de echtgenote van referent omdat die haar mede heeft verzorgd de afgelopen jaren. De omstandigheid dat eiseres nu in Egypte verblijft bij een vriend van referent die niet langer voor haar wil zorgen, maakt niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid met referent.
5. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder niet alle factoren heeft betrokken bij de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referent. De feitelijke situatie is dat er in Jemen niemand is die voor eiseres wil zorgen. Ook de schoonouders van referent niet. Hierover heeft eiseres een brief overgelegd van de schoonvader van referent. Zij wijst verder op de uitspraak van 25 juli 2018 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS),1 waaruit volgt dat in het kader van een artikel 8 EVRM aanvraag sprake moet zijn van medische klachten waarin de verzorging niet door een ander familielid kan worden gegeven. Dat er geen andere familieleden zijn om voor eiseres te zorgen is een aspect dat ook meegewogen zou moeten worden op basis van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), Khan tegen Duitsland van 23 april 2015.2 Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt bovendien niet dat gekeken moet worden naar exclusieve afhankelijkheid. Eiseres verwijst daarbij verder naar
2 ECLl:CE:ECHR:2015:0423JUD003803012.
de uitspraak van 29 maart 2019 van deze zittingsplaats, rechtbank Amsterdam. 3 Eiseres verwijst voor de situatie over de zorg in Jemen naar een bericht van Artsen Zonder Grenzen van 17 januari 2022. Het aanschrijven van willekeurige ziekenhuizen heeft geen zin, omdat eiseres dagelijkse zorg nodig heeft en niet zozeer medische zorg. Via internet zijn geen instellingen gevonden die die een dergelijke zorg kunnen leveren. Ook zijn er in Jemen geen derden die voor eiseres kunnen zorgen. In Egypte kan behalve de vriend van referent niemand voor eiseres zorgen, en hij heeft aangegeven niet langer de zorg op zich te willen nemen. Eiseres heeft verder verwezen naar stukken waaruit volgt dat illegalen in Egypte geen recht hebben op gezondheidszorg. Het verkrijgen van 24 uurs zorg daar is niet haalbaar. Zij zal bovendien worden uitgezet uit Egypte als bekend wordt dat zij langer verblijft dan is toegestaan. Het besluit is daarom onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd genomen. Verder voert eiseres aan dat verweerder referent had moeten horen in de bezwaarprocedure. Aan referent is niet nagevraagd hoe hij voor zijn zus heeft gezorgd in de jaren dat hij uit Jemen weg was.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt dat de vraag of familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat een kwestie van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden.4 Van familieleven tussen volwassen naaste familieleden als bedoeld in artikel 8 van het EVRM is volgens vaste rechtspraak van het EHRM5 sprake als tussen deze familieleden sprake is van "further elements of dependency involving more than normal emotional ties".
In overweging 55 van het Senchishak-arrest6 heeft het EHRM overwogen dat de
familieband tussen volwassen familieleden niet onder de "the protective scope" van artikel 8 van het EVRM valt tenzij sprake is van "additional factors of dependence, other than normal emotional ties". Op grond van de rechtspraak van het EHRM zijn relevante factoren ter beantwoording van de vraag of sprake is van familieleven tussen naaste volwassen familieleden onder meer: de eventuele samenwoning, de mate van afhankelijkheid op één of meer terreinen, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte niet alle feiten en omstandigheden die door eiseres en referent zijn aangevoerd in samenhang heeft betrokken en beoordeeld. De rechtbank stelt daarbij allereerst vast dat niet in geschil is dat eiseres meervoudig gehandicapt is en dat zij voor haar dagelijkse verzorging hulp nodig heeft. Referent heeft verklaard dat hij het enige familielid is van eiseres en dat hij tot aan zijn vertrek uit Jemen altijd heeft gezorgd voor eiseres, waarbij hij werd bijgestaan door zijn vrouw en schoonouders. Na zijn vertrek uit Jemen heeft zijn vrouw de verzorging op zich genomen, waarbij zij werd ondersteund door haar ouders. Na zijn vertrek is referent dus door tussenkomst van derden voor eiseres blijven zorgen. Ook heeft hij haar fmancieel
4 Zie bijvoorbeeld de arresten van 9 februari 2017, Mitzinger t. Duitsland (ECLl:CE:ECHR:20 l 7:0209JUD002976210), 17 april 2012, Kopf en Liberda t. Oostenrijk
(;ECLI:CE:ECHR:2012:0l l 7JUD000159806) en 13 december 2007, Emonet e.a. t. Zwitserland
(ECLl:CE:ECHR:2007:1213JUD003905103).
5 Zie bijvoorbeeld de arresten van 24 september 2007, Konstatinov t. Nederland (ECL1:CE:ECHR:2007:0426JUD001635 l 03) en 5 juli 2005, Üner t. Nederland (ECL1:CE:ECHR:2005:0705JUD004641099).
6 Arrest vanl8 november 2014 (ECL1:CE:ECHR:2014:ll 18JUD000504912).
ondersteund. Daarbij is van belang dat er objectieve belemmeringen bestaan om het gezinsleven in Jemen te hervatten, aangezien aan eiser een verblijfsvergunning asiel is verleend.
8. Verweerder gaat er vanuit dat gelet op de verklaringen van referent zijn schoonouders de verzorging van eiseres op zich kunnen en willen nemen, maar heeft daarbij ten onrechte niet de verklaringen van referent betrokken waaruit volgt dat hij na zijn vertrek voor zijn vrouw en eiseres een eigen woning heeft gevonden omdat zijn schoonvader niet goed was in de verzorging van eiseres en altijd over haar aan het klagen was en dat zijn schoonmoeder eiseres niet wil verschonen, en dat zijn schoonouders überhaupt niet meer voor eiseres willen/kunnen zorgen omdat zij ook de zorg hebben voor hun eigen gehandicapte dochter. Verweerder heeft dan ook ten onrechte gesteld dat de zorg die door de schoonouders aan eiseres werd gegeven op dezelfde manier vervolgd kan worden na het vertrek van referent en zijn vrouw. Dit te meer gezien de door referent in beroep overgelegde verklaring van zijn schoonvader waarmee wordt onderbouwd dat zijn schoonouders niet bereid zijn om de verzorging van zijn zus over te nemen.
9. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat in Jemen geen alternatieven voorhanden zijn voor de zorg van eiseres. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de e-mail van Artsen Zonder Grenzen van 17 januari 2022 over de huidige status van de gezondheidszorg in Jemen niet vaststaat dat er voor eiseres in Jemen dagelijkse zorg verkrijgbaar is. Eiseres heeft immers geen basisgezondheidszorg nodig, maar de dagelijkse zorg en ondersteuning die mensen met meervoudige handicaps nodig hebben. Uit de verklaring van Artsen Zonder Grenzen volgt dat deze zorg in zijn geheel niet in Jemen beschikbaar is, waardoor van eiseres ook niet kan worden verwacht dat zij dergelijke zorgverlenende instanties aanschrijft. Uit het rapport van Amnesty International uit 2019 waar verweerder naar heeft verwezen blijkt weliswaar dat 51% van de zorginstellingen in Jemen nog werkzaam zijn, maar hieruit blijkt niet dat dit instellingen betreft die de dagelijkse zorg voor gehandicapten op zich nemen. Uit dit rapport volgt bovendien dat er geen data beschikbaar is over de impact van de oorlog in Jemen op de toegang voor gehandicapten tot de gezondheidszorg. De rechtbank merkt verder op dat eiseres gelet op haar verstandelijke en lichamelijke handicaps een zeer kwetsbaar persoon is, waardoor extra zorgvuldigheid geboden is. Verder wordt verweerder niet gevolgd in zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat referent particulieren zou moeten aanschrijven om tegen betaling eiseres dagelijks te verzorgen.
10. De rechtbank overweegt verder dat eiseres momenteel in Egypte verblijft en dat gemotiveerd is toegelicht dat daar niemand is die voor haar kan of wil zorgen. Zij verblijft bij de vriend van referent, maar hij heeft verklaard zelf geen verblijfstitel te hebben en niet langer de zorg voor eiseres op zich te kunnen en willen nemen. Uit de stukken die eiseres heeft overgelegd blijkt verder dat iemand die illegaal in Egypte verblijft geen zorg kan
krijgen. Daarmee heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij in Egypte niet de dagelijkse zorg kan krijgen, aangezien zij illegaal verblijft en het voor haar niet mogelijk is om haar verblijf te legaliseren gelet op de hoge kosten daarvoor. Het is dan ook niet zeker dat zij in Egypte kan verblijven. Verweerder heeft ook dit naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte onvoldoende betrokken bij de besluitvorming.
11. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de mate van afhankelijkheid van eiseres van referent, haar gezondheid en de situatie voor haar in Jemen en Egypte onvoldoende
betrokken in de besluitvorming. Verweerder heeft zich daarom niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat tussen eiseres en referent niet meer dan gebruikelijke banden bestaan.
12. De rechtbank overweegt tot slot dat het uitgangspunt ten aanzien van het horen in bezwaar is dat op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eenhoorplicht bestaat, behoudens de in artikel 7:3 van de Awb genoemde uitzonderingen, waaronder als sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank stelt vast dat gelet op wat hiervoor is geoordeeld over de verklaringen van referent tijdens de hoorzitting niet gesteld kan worden dat op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar van eiseres niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Verweerder heeft daarom ten onrechte geconcludeerd dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond is. Dat betekent dat verweerder eiseres ten onrechte en in strijd met artikel 7:2 van de Awb niet heeft gehoord in bezwaar. Het voorgaande maakt dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit. Ook deze beroepsgrond slaagt.
13. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nader moet motiveren waarom geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent en in dat kader mogelijk nader onderzoek naar de mogelijkheden voor zorg voor eiseres in Egypte en Jemen moet doen. Om dezelfde reden past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De
rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van€ 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van€ 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt€ 1.518,-. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.