ECLI:NL:RBDHA:2022:11448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verklaring van geen bezwaar op grond van de Wet Veiligheidsonderzoeken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als veiligheidsonderofficier, en de minister van Defensie. De minister heeft op 27 januari 2021 de verklaring van geen bezwaar (VGB) van de eiser ingetrokken, omdat eiser verbonden was aan de Hells Angels MC (HAMC). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 2 november 2022 hebben beide partijen ervoor gekozen niet te verschijnen.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser gedurende bijna acht jaar lid is geweest van de HAMC en dat zijn lidmaatschap, ondanks zijn goede functioneren, een risico vormt voor de nationale veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet direct na het verbod van de HAMC zijn lidmaatschap heeft opgezegd, wat volgens de rechtbank een reden had moeten zijn om zijn banden met de club te verbreken. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende waarborgen zijn dat eiser zijn vertrouwensfunctie kan vervullen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de gevolgen van de intrekking van de VGB ingrijpend zijn, maar dat het nationale veiligheidsbelang zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6527

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M. Bitter).

Procesverloop

Met het besluit van 27 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de verklaring van geen bezwaar (VGB) ingetrokken.
Met het besluit van 1 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en heeft daarbij voor een aantal stukken een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 27 juli 2022 heeft de rechtbank beslist dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Eiser heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding op 2 november 2022. Partijen hebben vóór de zitting laten weten niet te zullen verschijnen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, [functienaam], was werkzaam in de functie van veiligheidsonderofficier op het Infanterieschietkamp (ISK). Voor deze functie is een VGB vereist op machtigingsniveau B. Verweerder heeft de eerder aan eiser afgegeven VGB ingetrokken op grond van eisers verbondenheid met de Hells Angels MC (HAMC). Eiser is het daarmee niet eens.
Wat vindt verweerder?
2. Eiser is gedurende bijna de gehele beoordelingsperiode van acht jaar lid geweest van het Chapter Rotterdam van de HAMC met de rol van treasurer. Hij heeft dit lidmaatschap pas opgezegd nadat de HAMC was verboden bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 mei 2019. Ook daarna en na het in het kader van het veiligheidsonderzoek gevoerde gesprek met eiser op 4 september 2019, is eiser contacten met voormalige leden van HAMC blijven houden. Op 4 september 2019 had eiser ook nog een geldbedrag van de HAMC op zijn rekening staan. In dat onderzoeksgesprek heeft eiser geen namen willen noemen van leden van de HAMC. Verder heeft eiser zich na het voornemen tot het intrekken van de VGB nog tegenover de politie als lid van de HAMC kenbaar gemaakt. Volgens verweerder staat daarom onvoldoende vast dat eiser zijn functie onafhankelijk en integer kan uitoefenen en volledig loyaal is jegens Defensie.
Wat zijn de regels?
3. De regels bij opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is altijd open geweest over zijn lidmaatschap en zijn bestuursfunctie bij de HAMC. Hij heeft volledig meegewerkt aan het veiligheidsonderzoek. Eiser heeft altijd goed gefunctioneerd, is een gewaardeerd collega op het ISK en heeft deelgenomen aan twee uitzendingen. Dit bevestigt juist dat zijn lidmaatschap van de HAMC gedurende vrijwel de gehele beoordelingsperiode van acht jaar hem niet belemmert in het vervullen van zijn functie en dat hij voldoet aan de uit de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden (Leidraad) voortvloeiende criteria eerlijk, onafhankelijk, loyaal, integer en veiligheidsbewust gedrag.
Eiser betwist dat hij bij bezoeken aan buitenlandse chapters vanwege zijn bestuursfunctie veelvuldig in aanraking kwam of zich welbewust inliet met leden van “criminele motorclubs”. Zijn contacten gingen slechts over van alles wat het motorrijden als hobby betreft. De contacten met andere motorclubs waren sporadisch en niet structureel van aard en hij besprak geen criminele zaken. Eiser heeft zich niet welbewust in een criminogene omgeving bevonden. In zijn bijzijn hebben zich in ieder geval geen criminele gedragingen voorgedaan. Eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020 [1] , waarbij een ontslag op grond van een lidmaatschap van de HAMC is vernietigd.
Eiser wordt ten onrechte verweten dat hij tijdens het onderzoeksgesprek op 4 september 2019 geen namen wilde noemen van andere clubleden. Eiser heeft gedurende het gesprek met de medewerkers van de MIVD uitvoerig antwoord gegeven op allerlei vragen met betrekking tot zijn (voormalig) lidmaatschap en bestuursfunctie bij de HAMC. De vragen met betrekking tot de HAMC vond eiser suggestief van aard. Daarom vond eiser het niet integer om namen van voormalig clubleden te benoemen.
Eiser heeft wel daadwerkelijk afstand heeft genomen van de HAMC. Hij heeft zijn lidmaatschap beëindigd en zich uitgeschreven als bestuurslid. Dat hij dit niet meteen heeft gedaan nadat de rechtbank de club verboden heeft verklaard, komt omdat hij het
principieel niet eens is met de uitspraak en er daartegen hoger beroep was ingesteld. Desondanks heeft hij lopende het hoger beroep besloten dat loyaliteit naar zijn werkgever zwaarder weegt dan zijn persoonlijke gevoelens van onrechtvaardigheid.
Eiser is zeven jaar lid geweest van de HAMC en het is dan ook logisch dat eiser verwacht dat voormalige leden contact met hem zullen opnemen of dat hij nog eens een lid tegen het lijf zal lopen.
Dat eiser nog contact heeft gehad met voormalige leden van de HAMC, betekent niet dat hij zich blootstelt aan het risico op ongewenste beïnvloeding. Dit was niet het geval gedurende zijn lidmaatschap en ook niet daarna.
Eiser bestrijdt dat contacten met leden van de HAMC ertoe zouden leiden dat hij, al dan niet onder druk, specifieke militaire kennis deelt. Eiser houdt zich immers te allen tijde aan zijn geheimhoudingsplicht als militair. Eiser betwist dat hij nog altijd loyaal zou zijn aan de HAMC.
Door de VGB op machtigingsniveau B te weigeren en tevens op voorhand aan te geven dat eiser vermoedelijk ook geen VGB op machtigingsniveau C zal krijgen wordt eiser onevenredig in zijn belangen geschaad. Eiser kan zijn functie bij Defensie niet langer uitoefenen en waarschijnlijk ook geen andere functie. Gezien zijn leeftijd en specialistische militaire kennis zal het zeer lastig worden om een functie krijgen in de burgermaatschappij.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
Eiser kwam in zijn functie van veiligheidsofficier onder meer in aanraking met personen die werkzaam zijn bij onder meer het Korps Commandotroepen of de Dienst Speciale Interventies. Aan de uitoefening van een dergelijke functie mogen hoge eiser van betrouwbaarheid worden gesteld, gelet ook op de rol van Defensie bij de bescherming van de nationale veiligheid.
De rechtbank neemt ten nadele van eiser in aanmerking dat hij niet direct na de verboden verklaring van de HAMC op 29 mei 2019 zijn lidmaatschap heeft opgezegd. De rechtbank Midden-Nederland had immers geoordeeld dat de HAMC kort gezegd een Outlaw Motorcycle Gang (OMG) is waar geweld structureel is en voortkomt uit de cultuur die binnen de HAMC heerst. Dit geweld richt zich volgens de rechtbank in sommige gevallen ook tegen buitenstaanders. Daarmee is de club een gevaar voor de openbare orde. Van OMG’s is volgens de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bekend dat er een cultuur van wetteloosheid heerst, overheidsgezag buiten de deur wordt gehouden en dat er beloningen zijn voor het plegen van geweld.
Dit had voor eiser reden moeten zijn om direct zijn lidmaatschap en zijn banden met de HAMC te beëindigen. Dat eiser het niet eens was met de verboden verklaring is geen geldig excuus on het lidmaatschap niet direct te beëindigen. Inmiddels is overigens de verboden verklaring in hoger beroep en cassatie bevestigd. [2] De door eiser genoemde zaak van de rechtbank Amsterdam, was een ontslagzaak, waarbij het ontslag was verleend vóórdat de rechtbank Midden-Nederland de HAMC verboden had verklaard. Deze situatie wijkt dus in essentieel opzicht af van eisers situatie.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit overtuigend gemotiveerd dat eiser zich na het opzeggen van zijn lidmaatschap niet volledig heeft gedistantieerd van de HAMC. Uit de informatie waarvan de kennisneming tot de rechtbank is beperkt, blijkt dat eiser nog een vorm van contact heeft gehad met voormalige leden van de HAMC, waarbij niet slechts sprake is geweest van het toevallig tegen het lijf lopen van deze voormalig leden van de HAMC. Ook heeft eiser zich tegenover de politie kenbaar gemaakt als lid van de HAMC.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het lidmaatschap van de HAMC voor eiser een kwetsbaarheid meebrengt, waardoor een risico ontstaat voor de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat. Het is niet vereist dat geconstateerde risico’s zich reeds hebben verwezenlijkt. Verweerder heeft de VHB terecht ingetrokken omdat eisers gedrag en omstandigheden tot de conclusie leiden dat er onvoldoende waarborgen bestaan dat hij de vertrouwensfunctie onder alle omstandigheden getrouwelijk kan volbrengen.
Het is daarbij niet van doorslaggevend belang dat eiser zelf geen strafblad heeft of niets heeft gemerkt van strafbare feiten binnen het de HAMC.
5.2.
Eiser heeft aangevoerd dat de gevolgen van de intrekking onevenredig zijn nu hij is ontheven van zijn functie en het niet vaststaat dat hij een VGB op machtigingsniveau C zal kunnen krijgen. Verweerder realiseert zich dat de gevolgen
van de intrekking ingrijpend voor eiser zijn, maar is van mening dat hij afdoende heeft gemotiveerd waarom de gevolgen evenredig zijn in verhouding tot de
met de Beleidsregel te dienen doelen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het nationale veiligheidsbelang zwaarder mocht laten wegen dan het persoonlijke belang van eiser bij het behoud van zijn VGB. De omstandigheid dat eiser de vertrouwensfunctie niet langer kan vervullen omdat hij niet beschikt over een VGB is inherent aan het systeem van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo).
5.3.
De omstandigheid dat eiser, zoals ook blijkt uit de verklaring van de commandant, de functie naar tevredenheid heeft uitgevoerd, maakt dit niet anders. De beoordeling van het functioneren van eiser door de werkgever doet niet af aan de bevoegdheid van verweerder om op basis van de Wvo te beoordelen of er voldoende waarborgen zijn dat eiser ook in de toekomst de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
5.4.
Het beroep is ongegrond
5.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo)
Artikel 2
Indien een vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend bij het Ministerie van Defensie, dan wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties, treden, voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 10 en 16, tweede lid, Onze Minister van Defensie en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in de plaats van respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
Artikel 7
1. Alvorens een verklaring wordt afgegeven of geweigerd, wordt ten aanzien van de betrokken persoon door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek ingesteld.
2. Het veiligheidsonderzoek omvat het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. Hierbij wordt uitsluitend gelet op:
(…)
d. gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
Artikel 10
1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd tot het intrekken van de verklaring, indien hem blijkt dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen of indien een nieuw veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om vast te stellen dat voldoende waarborgen aanwezig zijn.
2. Indien een verklaring is ingetrokken, ontheft de werkgever de betrokken persoon zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van de verklaring, uit de vertrouwensfunctie.
Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2018 (hierna: Beleidsregel)
Artikel 2 Beoordelingsperiodes
1. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau A worden de gegevens over in beginsel een periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van de betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau B geldt in beginsel een periode van acht jaar. (…)
Artikel 5 Persoonlijke gedragingen en omstandigheden
Bij de beoordeling van gegevens, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder d, van de wet wordt in ieder geval gelet op de criteria eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn.
Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden (hierna: Leidraad)
2. De criteria waarop wordt getoetst
(…)
Onafhankelijk
Betrokkene moet de vertrouwensfunctie onafhankelijk kunnen uitoefenen. Afhankelijkheid kan het gevolg zijn van persoonlijk gedrag, zoals verslavingen of zware financiële problemen. Dit kan betrokkene belemmeren in zijn of haar belangenafweging. Afhankelijkheid kan ook volgen uit de omgeving van betrokkene, bijvoorbeeld door (ongewenste) beïnvloeding door de partner, familie, vrienden of buitenlandse overheden.
Loyaal
In een veiligheidsonderzoek wordt onderzocht of betrokkene voldoende loyaal is aan de werkgever, de Nederlandse samenleving en de democratische
rechtsorde. Loyaliteitsproblemen kunnen bij vertrouwensfuncties leiden tot integriteitschendingen die de nationale veiligheid kunnen schaden.
Loyaliteitsproblemen ten opzichte van de Nederlandse samenleving en de democratische rechtsorde kunnen ook een gevaar opleveren voor
de nationale veiligheid of andere gewichtige staatsbelangen
(…)
Veiligheidsbewust
Een vertrouwensfunctionaris moet zich bewust zijn van de specifieke context van zijn of haar (toekomstige) werkzaamheden in een vertrouwensfunctie.
Veiligheidsbewust gedrag zorgt ervoor dat aan de functie verbonden risico’s zo veel mogelijk worden beperkt. Als in de functie bijvoorbeeld wordt kennisgenomen van vertrouwelijke informatie, dan moet betrokkene zich bewust zijn van de effecten die voortvloeien uit de wijze waarop hij of zij met die informatie omgaat. Als een vertrouwensfunctionaris weinig of geen begrip heeft van de veiligheidsrisico’s in zijn of haar werkomgeving, dan zijn er mogelijk onvoldoende waarborgen aanwezig dat de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk worden vervuld.
Op grond van deze criteria wordt bezien of betrokkene de intentie heeft de vertrouwensfunctie betrouwbaar te vervullen en of hij of zij daartoe in
staat kan worden geacht.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBAMS:2020:2715. Deze uitspraak is door de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep bevestigd ECLI:NL:CRVB:2021:1360