ECLI:NL:RBDHA:2022:11446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
C/09/636266 / FA RK 22-6712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenen van zorgmachtiging en beëindiging verplichte zorg in verband met alcoholstoornis en verstandelijke beperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan over twee verzoeken met betrekking tot de betrokkene, een vrouw geboren in 1966, die lijdt aan een stoornis in het gebruik van alcohol en een licht verstandelijke beperking. De officier van justitie had verzocht om een aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en om de beëindiging van de bestaande zorgmachtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds mei 2022 geen verplichte zorg meer is geweest en dat de betrokkene momenteel in een HAT-woning verblijft, waar zij goed functioneert en samenwerkt met de hulpverlening. De rechtbank oordeelt dat het verlenen van een zorgmachtiging op dit moment disproportioneel is, gezien de goede samenwerking en het feit dat er geen ernstig nadeel is voor de betrokkene. De rechtbank wijst het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging af en stelt vast dat er niets meer te beslissen valt inzake het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg, aangezien de eerdere zorgmachtiging inmiddels is vervallen. De beslissing is genomen met inachtneming van de criteria voor verplichte zorg zoals vastgelegd in de Wvggz.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: (I) C/09/636311 / FA RK 22-6729 en (II) C/09/636266 / FA RK 22-6712
Datum beschikking: 21 oktober 2022
Afwijzing aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Verzoek tot beëindiging verplichte zorg; niets meer te beslissen
Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek (I) tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en het verzoek (II) tot het beëindigen van de zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:19 Wvggz ten aanzien van:
[de vrouw],
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. T.S. Kessel, gevestigd te Dordrecht.
ProcesverloopBij de verzoekschriften, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift tot aansluitende zorgmachtiging zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 27 september 2022 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 26 augustus 2022;
- een zorgplan van 26 augustus 2022;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 6 oktober 2022;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
Bij het verzoekschrift tot beëindiging van de verplichte zorg zijn de volgende bijlagen
gevoegd:
- het e-mailbericht van de officier van justitie van 23 augustus 2022;
- de huidige zorgmachtiging van 18 november 2021;
- de beslissing betreffende beëindiging van de verplichte zorg van de geneesheer-directeur van 27 mei 2022;
- het verzoek tot beëindiging verplichte zorg van betrokkene van 24 mei 2022;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een op 27 september 2022 ondertekende medische verklaring van J.M. Deenen, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2022.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de [psychiater 2]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.
Standpunten ter zitting
De arts heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met betrokkene. Er is sprake van een goede samenwerking. Het probleem ziet op het ontbreken van inzicht bij betrokkene als zij een terugval in alcoholgebruik heeft. Betrokkene heeft een stoornis in het gebruik van alcohol. Daarnaast is sprake van een licht verstandelijke beperking, waardoor betrokkene bij een terugval in alcoholgebruik het overzicht verliest. Indien betrokkene terugvalt in alcoholgebruik is er sprake van forse verwaarlozing. Betrokkene is gebaat bij langdurige begeleiding. Bij een eventuele terugval kan sneller preventief worden ingegrepen met behulp van een zorgmachtiging. Indien er geen zorgmachtiging zou zijn kan pas op een veel later moment worden ingegrepen, namelijk wanneer betrokkene feitelijk al teloor is gegaan om verplichte zorg te verlenen. Er is op dit moment geen sprake van ernstig nadeel. Er is sinds mei 2022 ook geen sprake meer geweest van verplichte zorg. Wel is betrokkene regelmatig op de afdeling aanwezig. Betrokkene woont momenteel in een HAT-woning van Parnassia, maar staat op de wachtlijst voor een woning bij de afdeling Langdurig Intensieve Behandeling (hierna: LIB) van Parnassia. Een zorgmachtiging belet betrokkene in het zoeken naar een eigen woning.
Betrokkene heeft aangegeven dat zij binnenkort zal verhuizen naar een woning van het LIB. Zij heeft haar medicatie in eigen beheer en dit verloopt goed. De advocaat heeft om afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging verzocht. Daartoe heeft hij het volgende naar voren gebracht. Het is niet noodzakelijk om een zorgmachtiging te verlenen. De behandelaren zijn positief over betrokkene en er is momenteel geen sprake van verplichte zorg. Betrokkene stelt zich meewerkend op, waardoor het blijven aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten een buitenproportionele maatregel is. De bewindvoerder van betrokkene moet alle vermogensrechtelijke handelingen van betrokkene goedkeuren, dus ook wanneer betrokkene daadwerkelijk stappen zou zetten om buiten Parnassia een zelfstandige woning te huren met alle financiële verplichtingen van dien. Door de bewindvoering is sprake van een vangnet indien betrokkene besluit om een eigen woning te gaan zoeken. Betrokkene voelt de zorgmachtiging als een last op haar schouders drukken. Zij heeft last van het stigma van een zorgmachtiging. Indien betrokkene terugvalt in alcoholgebruik kan met een crisismaatregel snel worden ingegrepen, ook dit biedt dus voldoende waarborgen. In het licht van het subsidiariteitsbeginsel kan gerechtvaardigd worden dat de zorgmachtiging niet wordt verleend.
Beoordeling
Verzoek tot aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Op 18 november 2021 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden tot en met 18 november 2022.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van alcohol en zwakbegaafdheid.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken volgt dat betrokkene vanaf februari 2022 in een HAT-woning van de afdeling Duurzaam Verblijf Verslaafden (DVV) verblijft. De afgelopen twee jaar is er twee keer sprake geweest van een terugval in alcoholgebruik. Dit viel samen met het gaan wonen in een woonvorm van Begeleid of Beschermd Wonen, waar betrokkene met anderen moest samenleven. De rechtbank kan zich vinden in hetgeen de advocaat ter zitting heeft aangedragen. Hoewel betrokkene bekend is met een verslaving in het gebruik van alcohol en daarmee gepaard gaand een (thans sluimerend en levenslang) risico op terugval onderstreept de rechtbank dat – indien sprake is van een terugval in excessief alcoholgebruik – een crisismaatregel voor betrokkene kan worden aangevraagd. Uit de voorgeschiedenis, zoals blijkend uit het rechtbankdossier, komt duidelijk een beeld naar voren van een vrouw die bij terugval onmiddellijk ernstig nadeel voor zichzelf veroorzaakt en in een crisis verkeert, waar zij zo snel mogelijk uitgehaald moet worden. De redenering van de behandelaar dat zonder lopende zorgmachtiging in deze specifieke casus de weg van een crisismaatregel per definitie is afgesneden is onjuist. De rechtbank stelt vast dat een zorgmachtiging thans niet noodzakelijk is omdat dit een te zwaar middel betreft. Sinds mei 2022 is geen sprake meer geweest van een vorm van verplichte zorg. Er is een goede samenwerking. Daarnaast zal betrokkene binnenkort worden overgeplaatst naar een andere woning waarbij zij nog steeds in het zicht van de hulverlening zal wonen, zodat een mogelijke terugval snel zal worden opgemerkt, waarop dan ook snel actie genomen kan worden. Tot slot betrekt de rechtbank bij haar afweging het gegeven dat betrokkene waarschijnlijk levenslang de stoornis en het daarmee gepaard gaande risico op een terugval zal kennen. Een zorgmachtiging afgeven in een langdurige periode van abstinentie en samenwerking is dan disproportioneel.
Gelet op het voorgaande constateert de rechtbank dat niet is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging zal daarom worden afgewezen.
Verzoek tot beëindiging verplichte zorg
De rechtbank constateert dat zij geen beslissing meer hoeft te nemen met betrekking tot het verzoek tot beëindiging verplichte zorg. Daartoe is redengevend dat thans een beslissing is genomen over het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging. Daarmee vervalt de voorgaande zorgmachtiging van 18 november 2021.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg met zaaknummer C/09/636311 af;
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt inzake het verzoek met zaaknummer C/09/636266.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.