ECLI:NL:RBDHA:2022:11429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
20-1316E
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor kantoorverandering naar appartementen met parkeerbehoefte

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning. De zaak betreft een vergunning verleend aan Soesthaeghe I B.V. voor het veranderen, restaureren en gedeeltelijk slopen van een kantoor naar appartementen. Het primaire besluit van 12 februari 2019 verleende deze vergunning, maar na bezwaar van eisers werd dit besluit op 7 januari 2020 deels herroepen. De rechtbank heeft het beroep van eisers behandeld op 15 november 2021 en in een tussenuitspraak op 27 december 2021 geconstateerd dat er een motiveringsgebrek was met betrekking tot de onderbouwing van de parkeerbehoefte.

Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak de parkeerbehoefte nader gemotiveerd en vastgesteld op 13 parkeerplaatsen. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voorziet. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat het gebrek was hersteld. Verweerder moet het griffierecht van € 178,- aan eisers vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.H. Smits en is openbaar uitgesproken op 3 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1316

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2022 in de zaak tussen

[eisers] e.a., uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Soesthaeghe I B.V.te Den Haag, vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Procesverloop

In het besluit van 12 februari 2019 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, c en f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het betreft het veranderen, restaureren en gedeeltelijk slopen van het kantoor [adres] [nummers] , te [plaats] .
In het besluit van 7 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit deels herroepen en beslist dat in de parkeerbehoefte niet met deelauto's kan worden voorzien, maar dat er acht parkeerplaatsen binnen loopafstand moeten worden gehuurd voor minimaal tien jaar zonder mogelijkheid van tussentijdse opzegging.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2021 op zitting behandeld. Eisers werden vertegenwoordigd door [A] . Van de zijde van eisers waren verder [B] en [C] bij de zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de zijde van vergunninghoudster waren aanwezig P. Kervezee en de gemachtigde voornoemd.
In de tussenuitspraak van 27 december 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eisers en vergunninghoudster hebben naar aanleiding hiervan zienswijzen ingediend.
Eisers hebben op de zienswijze van vergunninghoudster gereageerd.
Verweerder heeft desgevraagd een reactie ingediend ten aanzien van de zienswijzen van eisers.
Eisers hebben hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
2.1
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent met betrekking tot de onderbouwing van de parkeerbehoefte. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen om duidelijk te maken hoe zowel de oude als de nieuwe parkeerbehoefte is bepaald.
2.2
Verweerder heeft in zijn brief van 11 april 2022 de parkeerbehoefte van het bouwplan nader gemotiveerd en deze bepaald op 13 parkeerplaatsen. Het bouwplan voorziet hierin, aldus verweerder.
2.3
Eisers voeren in de zienswijze van 29 april 2022 aan dat de door verweerder vastgestelde parkeerbehoefte en de parkeerdruk nog steeds onvoldoende zijn onderbouwd.
2.4
Vergunninghoudster heeft in haar zienswijze van 6 mei 2022 aangegeven dat de verdeling van de grootte van de appartementen tussentijds is gewijzigd - waarvan verweerder ook op de hoogte is. De parkeerbehoefte van het bouwplan komt na saldering uit op 13 parkeerplaatsen.
2.5
Verweerder heeft zich in zijn reactie van 19 juli 2022 op het standpunt gesteld dat uitsluitend van belang is of het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid op basis van het geldende beleid. Volgens verweerder wordt daaraan voldaan.
3.1
Verweerder heeft in zijn brief van 11 april 2022 gemotiveerd dat de oude parkeerbehoefte overdag 13,19 parkeerplaatsen bedraagt en deze behoefte in de nieuwe situatie - waarin het maatgevende moment in de avond en nacht ligt - 0,66 parkeerplaatsen bedraagt. Verweerder is bij het bepalen van de oude parkeerbehoefte op het nieuwe maatgevende moment (avond-nacht) uitgegaan van de normen voor een kantoor zonder baliefunctie in zone I, zoals vermeld in de bijlage bij de wijzigingen/aanvullingen van de Nota parkeernormen van 3 maart 2016, en een aanwezigheidspercentage van 5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee de oude parkeerbehoefte in de nieuwe situatie voldoende gemotiveerd.
3.2
Daarnaast heeft verweerder in de brief van 11 april 2022 aangegeven dat de parkeerbehoefte op het nieuwe maatgevende moment 13,50 parkeerplaatsen bedraagt.
Aangezien het bouwplan voorziet in 7 woningen met een oppervlak van minder dan 70 m2, 10 woningen met een oppervlak van tussen 70 en 100 m2 en 3 woningen met een oppervlak van tussen 101 en 160 m2, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank eveneens afdoende gemotiveerd dat de parkeerbehoefte op het nieuwe maatgevende moment 13,50 parkeerplaatsen bedraagt. Verweerder is bij het bepalen van de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie terecht uitgegaan van de normen zoals vermeld in de Nota parkeernormen Den Haag van 10 november 2011 voor appartementen in het centrum, te weten respectievelijk 0,5, 0,7 en 1,0 parkeerplaatsen per appartement inclusief bezoekers. De nieuwe parkeerbehoefte van de appartementen inclusief bezoekersplaatsen bedraagt in dit geval: 3,5 (7 x 0,5) + 7,0 (10 x 0,7 ) + 3,0 (3 x 1,0) = 13,5 parkeerplaatsen.
Na saldering met de oude behoefte, resteert volgens verweerder een parkeerbehoefte van 12,84 (13,50-0,66) parkeerplaatsen.
De rechtbank ziet geen reden om dit aantal voor onjuist te houden.
3.3
Dit betekent dat ten behoeve van het bouwplan 13 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Gelet op hetgeen is vermeld in de brief van verweerder van 5 november 2019, de bij de omgevingsvergunning behorende situatietekening en de brief van vergunninghoudster van 6 mei 2022, acht de rechtbank aannemelijk dat - anders dan in het primaire besluit is vermeld - 5 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is hiermee hersteld.
Aangezien er daarnaast acht parkeerplaatsen worden gehuurd, voorziet het bouwplan naar het oordeel van de rechtbank in voldoende parkeergelegenheid.
3.4
Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen onder 8.14, gaat de rechtbank aan het door eisers in hun brief van 29 april 2022 gedane verzoek voorbij om bij verweerder gegevens op te vragen waaruit blijk dat aan de bewoners van het bouwplan nimmer bewoners- en bezoekersparkeervergunningen zijn of zullen worden verstrekt.
4. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van drs.
A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.