3.3De beoordeling
Feiten
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat het slachtoffer op 21 augustus 2021 in Katwijk tegen het hoofd is geslagen en geschopt. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer met zijn vuist een klap tegen het hoofd heeft gegeven.De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met anderen op de groep jongens is afgelopen om verhaal te halen.Ook heeft de verdachte bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer een schop heeft gegeven en hem op het hoofd raakte, waarna het slachtoffer op de grond viel. Ter terechtzitting heeft de verdachte bovendien verklaard dat hij direct wist dat het goed mis was.Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat de medeverdachte het slachtoffer vervolgens tegen het hoofd heeft geschopt toen hij op de grond lag.[getuige 2] heeft daarnaast verklaard dat de medeverdachte bij haar thuis verteld heeft dat hij iemand in het gezicht heeft geschopt en dat de verdachte verklaarde dat “ze de lul waren en het nooit meer goed zou komen.Uit de letselverklaring blijkt dat het slachtoffer als gevolg van dit geweld meerdere kneuzingen van het hersenweefsel, bloedingen binnen de schedel en breuken van de schedel, het neusbeen, de kaak en het gebit heeft opgelopen.
Medeplegen
Om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Die kwalificatie is bovendien slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is geweest. Vastgesteld kan immers worden dat de verdachte samen met de medeverdachte naar een groep jongens is gelopen om verhaal te halen. Nadat de medeverdachte het slachtoffer heeft geslagen, heeft de verdachte het slachtoffer van achter tegen het hoofd getrapt, waardoor hij op de grond is gevallen. Met deze trap heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank een grote bijdrage geleverd aan het op het slachtoffer toegepaste geweld.
Toen hij zag dat het slachtoffer naar de grond ging als gevolg van zijn trap, is de verdachte hard weggerend. Hij heeft hierdoor niet gezien dat de medeverdachte vervolgens het slachtoffer terwijl hij op de grond lag tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank acht de verdachte desondanks, via de lijn van het medeplegen, strafrechtelijk medeverantwoordelijk voor deze laatste schop.
Uit de beelden, de beschrijving van de beelden en de verklaring van de verdachte op zitting blijkt dat er slechts enkele seconden zitten tussen het neervallen van het slachtoffer en de schop van de medeverdachte tegen het hoofd. Die schop kan dan ook gezien worden als een directe opvolging van het geweld dat de verdachte zelf heeft uitgeoefend en waardoor het slachtoffer weerloos op de grond lag. Daar komt bij dat de verdachte, terwijl hij wist dat het goed mis was is weggerend, zonder te kijken wat de werkelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer waren en met achterlating van de medeverdachte, om wie het gevecht met het slachtoffer was begonnen. De verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen het slachtoffer in een kwetsbare positie op de grond gebracht, maar ook de medeverdachte de gelegenheid gegeven om nog meer geweld te gebruiken, wat enkele seconden later ook gebeurde. Gelet op dit alles, is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van alle geweldshandelingen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de als feit 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Door in een dynamische vechtsituatie een hoge trap uit te delen gericht op het bovenste gedeelte van het lichaam, hetgeen de verdachte heeft gedaan, is de kans dat het hoofd wordt geraakt heel groot. Het hoofd is een bijzonder kwetsbaar gedeelte van het lichaam. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij een trap tegen het hoofd met geschoeide voet is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Of de verdachte wel of niet de bedoeling had om de schouder en niet het hoofd te raken is hierbij niet relevant. Want juist vanwege de dynamische situatie kon de verdachte verwachten dat het slachtoffer niet stil zou staan op het moment dat hij hem trapte. Daar komt bij dat de verdachte, naar eigen zeggen, geen ervaren vechter is. Hieruit concludeert de rechtbank dat het goed mikken van de trap niet zonder meer een logische gedachte van de verdachte was. Het kan onder deze omstandigheden niet anders dan dat de verdachte bewust de kans op het raken van het hoofd en daarmee op zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dan ook voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of er bij het slachtoffer ook daadwerkelijk sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen – in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd en in geval van meerdere verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dat zwaar lichamelijk letsel bestaat uit meerdere contusiehaarden (kneuzingen) in het hersenweefsel, bloeding/bloeduitstorting binnen de schedel, breuken van de schedel, bloeding achter het trommelvlies waarbij tijdelijk gehoorverlies heeft plaatsgevonden, neusbreuk, breuk van meerdere gebitselementen, kaakbreuk en twee verloren voortanden
.Uit de vordering van de benadeelde partij maakt de rechtbank op dat er medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest, het slachtoffer enkele maanden niet (volledig) heeft kunnen werken en er in de toekomst nog medische ingrepen voor zijn gebit nodig zal zijn. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.