ECLI:NL:RBDHA:2022:11423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
09-227900-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met ernstig letsel als gevolg

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. De feiten dateren van 21 augustus 2021, toen de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer in Katwijk aanviel. De verdachte heeft het slachtoffer met kracht tegen het hoofd geslagen en, nadat het slachtoffer op de grond lag, tegen het hoofd geschopt. Dit leidde tot ernstig letsel, waaronder kneuzingen in het hersenweefsel, een bloeding binnen de schedel, en meerdere breuken in het gezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien de kwetsbaarheid van het hoofd en de omstandigheden van de aanval. De rechtbank legde een jeugddetentie van drie maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €29.154,82 aan het slachtoffer, inclusief wettelijke rente. De rechtbank paste het jeugdstrafrecht toe, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/227900-21
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 oktober 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. I.G.M. Oostrom en de advocaat van de verdachte is mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat
hij, op of omstreeks 21 augustus 2021 te Katwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hersenletsel (te weten: meerdere kneuzingen in het hersenweefsel en/of een bloeding binnen de schedel), meerdere breuken van de schedel, gehoorverlies, een breuk van het neusbeen, een breuk van meerdere gebitselementen, een kaakbreuk en/of het verlies van twee voortanden, heeft toegebracht, door [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 21 augustus 2021 te Katwijk openlijk, te weten, op [locatie] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen en/of te slaan.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van de zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Zij zijn immers samen de confrontatie aangegaan met het slachtoffer, terwijl het al onrustig was op straat. Door verschillende getuigen is verklaard dat de verdachte het slachtoffer een vuistslag gaf, de medeverdachte hem vervolgens een trap richting het hoofd gaf waardoor het slachtoffer op de grond viel, en waarna de verdachte het slachtoffer, toen hij eenmaal op de grond lag, een trap tegen het hoofd gaf. Door het slachtoffer tegen het hoofd te slaan en te schoppen, heeft de verdachte het risico op de koop toegenomen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het hoofd is immers een ontzettend kwetsbaar lichaamsdeel. Gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en de duur van het herstel is het door het slachtoffer opgelopen letsel bovendien aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. De verdachte heeft met het uitdelen van de klap en de schop niet het opzet gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bovendien betekent het feit dat het slachtoffer in het ziekenhuis is beland niet automatisch dat sprake is van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging kan wel bewezen worden.
3.3
De beoordeling [1]
Feiten
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat het slachtoffer op 21 augustus 2021 in Katwijk tegen het hoofd is geslagen en geschopt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de confrontatie heeft opgezocht door op een groep jongens waaronder het slachtoffer af te lopen en daarna het slachtoffer met zijn vuist een klap tegen het hoofd heeft gegeven. [2] [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij met anderen op de groep is afgelopen om verhaal te halen. Ook heeft de medeverdachte verklaard dat hij het slachtoffer een schop heeft gegeven en hem op het hoofd raakte, waarna het slachtoffer op de grond viel. [3] De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij denkt dat hij het slachtoffer ook geschopt heeft toen hij eenmaal op de grond lag. Hij heeft namelijk zelf op de camerabeelden gezien dat hij een schoppende beweging naar het hoofd van het slachtoffer heeft gemaakt. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . [4] [getuige 2] heeft daarnaast verklaard dat de verdachte bij haar thuis verteld heeft dat hij iemand in het gezicht heeft geschopt. [5] Uit de letselverklaring blijkt dat het slachtoffer als gevolg van dit geweld meerdere kneuzingen van het hersenweefsel, bloedingen binnen de schedel en breuken van de schedel, het neusbeen, de kaak en het gebit heeft opgelopen. [6]
Medeplegen
Om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Die kwalificatie is bovendien slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De verdachte wilde verhaal halen bij een groep jongens en is, gevolgd door enkele vrienden waaronder de medeverdachte, naar die groep gelopen. Hierna is hij in gevecht geraakt met het slachtoffer en heeft hij het slachtoffer een vuistslag gegeven. Daarna heeft de medeverdachte het slachtoffer een trap tegen het hoofd gegeven waardoor hij op de grond viel. Vervolgens heeft de verdachte het op de grond liggende slachtoffer tegen het hoofd geschopt. Deze door de verdachte en zijn medeverdachte verrichte geweldshandelingen hebben elkaar in een zeer korte tijd opgevolgd. Hiermee is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de als feit 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling is vereist dat de opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Nadat het slachtoffer door de trap tegen zijn hoofd op de grond was gevallen, heeft de verdachte tegen zijn hoofd geschopt. Het hoofd is een bijzonder kwetsbaar gedeelte van het lichaam. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij een trap met geschoeide voet tegen het hoofd is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Daarbij komt dat het slachtoffer weerloos op de grond lag op het moment dat de verdachte tegen zijn hoofd schopte. Het kan onder deze omstandigheden dan ook niet anders dan dat de verdachte bij het schoppen tegen het hoofd bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dan ook voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of er bij het slachtoffer ook daadwerkelijk sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen - in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd en in geval van meerdere verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dat zwaar lichamelijk letsel bestaat uit meerdere contusiehaarden (kneuzingen) in het hersenweefsel, bloeding/bloeduitstorting binnen de schedel, breuken van de schedel, bloeding achter het trommelvlies waarbij tijdelijk gehoorverlies heeft plaatsgevonden, breuk van meerdere gebitselementen, kaakbreuk en twee verloren voortanden
.Uit de vordering van de benadeelde partij maakt de rechtbank op dat er medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest, het slachtoffer enkele maanden niet (volledig) heeft kunnen werken en er in de toekomst nog medische ingrepen voor zijn gebit nodig zullen zijn. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij, op 21 augustus 2021 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hersenletsel (te weten: meerdere kneuzingen in het hersenweefsel en een bloeding binnen de schedel), meerdere breuken van de schedel, gehoorverlies, een breuk van het neusbeen, een breuk van meerdere gebitselementen, een kaakbreuk en het verlies van twee voortanden, heeft toegebracht, door [slachtoffer] (meermalen) met kracht tegen het hoofd te schoppen en te slaan.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevraagd het jeugdstrafrecht toe te passen en een werkstraf voor de duur van 200 uur geëist, en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Tegelijkertijd heeft hij laten zien dat hij zijn zaken goed op orde heeft. Hij is uit de problemen gebleven en heeft aan zichzelf gewerkt.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een deels voorwaardelijke werkstraf bepleit. Aan de verdachte en maatschappij moet een signaal gegeven worden dat wat hij gedaan heeft niet kan, maar tegelijkertijd moet rekening gehouden worden met de ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer tegen het hoofd geslagen en, toen hij op de grond lag na een trap van de medeverdachte, tegen het hoofd geschopt. Als gevolg van dit buitensporig agressieve handelen van de verdachte heeft het slachtoffer onder andere meerdere kneuzingen in het hersenweefsel, een bloeding binnen de schedel, en breuken van de schedel, kaak, neus en tanden opgelopen en was medisch ingrijpen noodzakelijk. Het slachtoffer heeft nog steeds minder gehoor en heeft een piep in zijn oor. Ook zijn bij hem vier gebitsimplantaten geplaatst. Naast de fysieke gevolgen voor het slachtoffer, heeft het handelen van de verdachte ook een mentale impact op hem, zijn familie en vrienden gehad. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring volgt dat het een tijd heeft geduurd voordat het slachtoffer weer positief in het leven kon staan.
Het voorgaande rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan. Temeer nu de aanleiding van het geweld een vermeende scheldpartij was waarbij het voor de verdachte niet eens duidelijk was dat het slachtoffer zou hebben gescholden. Daarnaast vindt de rechtbank het bijzonder zorgelijk dat de verdachte bij oplopende emoties kennelijk in staat is tot het gebruik van zulk explosief geweld.
Strafblad
De rechtbank heeft aan de hand van de Justitiële Documentatie van 8 september 2022 vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit weegt dan ook niet mee in de bepaling van de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 4 oktober 2022. Er is als volgt gerapporteerd.
Blijkens ons onderzoek berust het hem ten laste gelegde op een ongelukkige samenloop van
omstandigheden. De combinatie van onverwerkte rouw omtrent het overlijden van zijn vader aan kanker, het feit dat betrokkene onder invloed van alcohol verkeerde en het schelden van aangever met "kanker" heeft bij betrokkene geleid tot een agressieve impulsdoorbraak. Het risico dat dit nogmaals zal gebeuren acht de reclassering klein. Betrokkene heeft een steunend netwerk aan vrienden, maakt nog onderdeel uit van het gezinsleven, heeft een diploma en een baan en drinkt doorgaans met mate binnen een sociale setting. De reclassering ziet het alcoholgebruik en onverwerkte rouw als gerelateerd aan het huidige hem ten laste gelegde, maar niet als nog aanwezige criminogene factoren. Betrokkene heeft een behandeltraject gericht op emotieregulatie bij Youz doorlopen, hetgeen onderdeel was van zijn schorsende voorwaarden. Blijkens het afsluitbrief van Youz
schatten ook zij het risico op recidive laag in.
De reclassering ziet geen verdere aanknopingspunten voor een traject binnen de forensische zorg en geen verdere noodzaak voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. De eerder opgelegde schorsende voorwaarden, waar betrokkene zich het afgelopen jaar aan heeft gehouden, heeft het gewenst effect gehad; het recidiverisico wordt laag geschat. De reclassering ziet wel meerwaarde in het opleggen van een (deels) voorwaardelijk straf onder algemene voorwaarden. Betrokkene is vatbaar gebleken voor voorwaarden waar negatieve consequenties aan verbonden zijn. Verwacht wordt dat een stok achter de deur bij betrokkene zal bijdragen aan het laag houden van het risico op recidive.
Hieruit leidt de rechtbank in het voordeel van de verdachte af dat hij tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis met behulp van de behandeling een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Daarnaast heeft de verdachte zijn leven goed op orde.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
Door de officier van justitie is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. Bij de verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde sprake van onderontwikkelde copingsvaardigheden op het gebied van emotieverwerking. Hij maakt in het algemeen een jeugdige indruk, maakt nog actief deel uit van het gezin en blijkt nog ontvankelijk voor pedagogische sturing. Gelet op de voornoemde omstandigheden adviseert Reclassering Nederland toepassing van het jeugdstrafrecht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt het advies van Reclassering Nederland over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Hieruit volgt dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie een passende straf zou zijn.
Gelet op de ernst van het feit, zoals hierboven besproken, is de rechtbank van oordeel dat ook in het geval van de verdachte in beginsel geen andere straf dan een jeugddetentie van aanzienlijke duur op zijn plaats zou zijn. Daartegenover staat dat de verdachte het behandeltraject bij Youz, gericht op emotieregulatie, positief heeft doorlopen. Daarnaast heeft de verdachte (ter terechtzitting) berouw getoond en heeft hij in bepaalde mate zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Daar komt bij dat de verdachte werk heeft en een stabiele thuissituatie. Een jeugddetentie zou deze positieve aspecten op een negatieve wijze doorbreken. Dit acht de rechtbank onwenselijk.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf voor de duur van 200 uur opleggen, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden. Op deze manier wordt recht gedaan aan de ernst van het gepleegde feit, en wordt de verdachte er tegelijkertijd van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €36.654,82, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit €26.654,82 aan materiële schade en €10.000,00 aan immateriële schade.
Mr. Dik heeft de vordering namens de benadeelde partij als volgt toegelicht. De toelichting van de implantoloog is helder en goed onderbouwd. Dat in de toekomst kosten gemaakt moeten worden, vloeit voort uit de aard van het letsel. Daarnaast wordt dit niet vergoed door de basisverzekering. Als het al mogelijk zou zijn om deze schade alsnog te verzekeren, zou dit bovendien geen schadebeperking, maar een kostenverplaatsing zijn. Uiteindelijk zal de schade ook betaald moeten worden door degene die het letsel heeft veroorzaakt, en niet door de maatschappij.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de toekomstige schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wegens een te grote belasting van het strafgeding. De overige posten, zowel materieel als immaterieel, kunnen worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de kosten wat betreft de (toekomstige) tandheelkundige zorg en röntgenfoto’s afgewezen moeten worden, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Het is niet duidelijk waarom de implantaten slechts vijftien jaar mee kunnen gaan. Daarnaast zou via de zorgverzekering een groot deel van de kosten vergoed kunnen worden. De vergoeding voor de immateriële schade kan worden toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De post ‘voorschot toekomstige tandartskosten’ (€10,000,00) betreft toekomstige schade. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om schade waarvan niet is gebleken dat deze evident niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft geen reden om eraan te twijfelen dat de aangever als gevolg van het letsel de komende jaren extra tandheelkundige behandelingen zal moeten ondergaan.
Op grond van artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank deze gevorderde toekomstige kosten gedeeltelijk toewijzen. Omdat nog onduidelijk is wat de exact geleden schade zal zijn, schat de rechtbank de toekomstige schade op €500,00 per jaar voor de komende vijf jaar, in totaal €2.500,00. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van deze post niet-ontvankelijk in zijn vordering.
De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de post tandheelkundige kosten, hoewel door de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade en de overige materiële schade, is door de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van €29.154,82, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 21 augustus 2021.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €29.154,82, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
De rechtbank stelt dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
medeplegen zware mishandeling;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
drie maanden
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
veroordeelt de verdachte voorts tot
een
werkstrafvoor de duur van
200 uur
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
100 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze werkstraf wordt afgetrokken, waarbij elke dag telt voor 2 uren;
schadevergoeding
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van €29.154,82, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €29.154,82, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van der Harg, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 3 november 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier met nummer PL1500-2021243035.
2.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022.
3.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , p. 111-118.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 74-75.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 78-81.
6.Letselbeschrijving, p. 151-152.