ECLI:NL:RBDHA:2022:11414
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 20 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 19 oktober 2021 een overnameverzoek ingediend bij de autoriteiten van Italië op basis van de Dublinverordening. Op 10 mei 2022 is eiser in de nationale asielprocedure opgenomen, wat betekent dat Nederland vanaf die datum verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft op 6 september 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag en heeft op 27 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft overwogen dat ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de beslistermijn pas op 10 mei 2022 is aangevangen en de ingebrekestelling op 7 september 2022 door verweerder is ontvangen, terwijl de beslistermijn van zes maanden nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft beslist dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 oktober 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.