ECLI:NL:RBDHA:2022:11355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
NL22.21367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - geen gronden - niet-ontvankelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Schrevelius, had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 16 september 2022 was opgelegd. De staatssecretaris heeft deze maatregel op 22 september 2022 opgeheven. Eiser heeft echter geen beroepsgronden ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit te doen voor 23 oktober 2022. Hierdoor voldeed eiser niet aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekent dat het niet inhoudelijk werd behandeld. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser kan binnen één week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De relevante wetgeving in deze zaak betreft de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21367

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 22 september 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 25 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 26 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 21 oktober 2022 verzocht om uiterlijk 23 oktober voor 17:00 uur de beroepsgronden in te dienen.
2. Eiser heeft binnen de gegeven termijn geen gronden ingediend.
3. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb. [2] Niet is gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen. Het beroep is dan ook gelet op het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.