ECLI:NL:RBDHA:2022:11354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
NL22.21364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring - geen gronden - niet-ontvankelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die in deze procedure optrad zonder beroepsgronden, had eerder een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Na het indienen van het beroep heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring op 4 oktober 2022 opgeheven. Eiser heeft vervolgens ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep.

De rechtbank heeft eiser op 21 oktober 2022 verzocht om zijn beroepsgronden in te dienen voor 23 oktober 2022. Eiser heeft echter binnen de gestelde termijn geen beroepsgronden ingediend, waardoor niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het niet indienen van beroepsgronden aan eiser kan worden toegerekend, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 6:6 van de Awb. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal behandelen en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21364

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 4 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 25 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 26 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 21 oktober 2022 verzocht om uiterlijk 23 oktober voor 17:00 uur de beroepsgronden in te dienen.
2. Eiser heeft binnen de gegeven termijn geen gronden ingediend.
3. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb. [2] Niet is gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen. Het beroep is dan ook gelet op het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.