ECLI:NL:RBDHA:2022:11314
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die stelt de Egyptische nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1980, had op 4 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.
De zitting vond plaats op 8 april 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig en hadden zich van tevoren afgemeld. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL22.3762, behandeld, die verband hield met het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 april 2022, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.