ECLI:NL:RBDHA:2022:11307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
NL22.15756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening voor terugkeervisum na overlijden van vader

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een terugkeervisum te verlenen. Verzoeker had dit visum aangevraagd om zijn zieke vader in Marokko te bezoeken, maar zijn aanvraag was mondeling afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat verzoeker rechtmatig verblijf heeft in Nederland en de afwijzing van het terugkeervisum onvoldoende gemotiveerd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker, die zijn familie wilde bezoeken na het overlijden van zijn vader, zwaarder wogen dan de belangen van de staatssecretaris. De voorzieningenrechter droeg de staatssecretaris op om binnen twee weken een terugkeervisum in het paspoort van verzoeker te plaatsen, met een geldigheidsduur van een week. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn gemachtigde had ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15756

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering hem een terugkeervisum te verlenen. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat aan hem een terugkeervisum wordt verstrekt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 augustus 2022 via een videoverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Griffiegeld
1. Verzoeker heeft gevraagd om vrijstelling van de verplichting om griffiegeld te betalen. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.
Feiten en omstandigheden
2. Verzoeker heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984. Hij is in 2009 met een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) naar Nederland gereisd met als doel in Nederland te gaan studeren. Hij is echter niet met zijn studie begonnen en zonder verblijfsvergunning in Nederland gebleven.
Vreemdelingrechtelijke procedures
3.1.
Verzoeker heeft op 15 juli 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek om medische redenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hij lijdt aan nierfalen en moest meerdere keren per week naar het ziekenhuis voor nierdialyse. Na een afwijzend besluit, een ongegrond bezwaar en een gegrond beroep heeft verweerder in het besluit van 6 april 2022 het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van deze aanvraag voor de tweede keer ongegrond verklaard. De reden daarvoor is dat de medische behandeling die verzoeker nodig heeft volgens verweerder in Marokko beschikbaar is en verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze behandeling niet feitelijk toegankelijk voor hem is. Verzoeker heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. [1]
3.2.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is in de uitspraak van 13 juli 2022 [2] door de voorzieningenrechter toegewezen. De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak vastgesteld dat verzoeker op 17 juni 2022 een nieuwe nier heeft gekregen en dat zijn medische situatie daardoor veranderd is. Omdat verzoeker nog onder controle van zijn medische behandelaars staat in het kader van een nabehandelingstraject, moet verweerder het BMA [3] laten onderzoeken of deze nazorg ook beschikbaar is in Marokko. Verzoeker mag de uitspraak op het beroep in Nederland afwachten.
3.3.
Op 28 januari 2022 heeft verzoeker een reguliere verblijfsvergunning aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘medische behandeling’. Verweerder heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat verzoeker de leges niet heeft betaald. Het bezwaar van verzoeker hiertegen is ongegrond verklaard. Daarover loopt bij deze rechtbank ook een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening. [4]
3.4.
De behandeling van beide beroepen staat gepland voor [medio] september 2022, maar verweerder heeft gevraagd om de behandeling met drie maanden uit te stellen vanwege de drukte bij verweerder en het BMA. Verzoeker zal daarom naar verwachting nog tenminste tot het einde van het jaar rechtmatig verblijf in Nederland hebben op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw.
De aanvraag van het terugkeervisum
4. Verzoekers gemachtigde heeft met de fax van 1 juli 2022 een terugkeervisum voor verzoeker aangevraagd. Verzoeker wilde naar Marokko om afscheid te nemen van zijn vader, die op sterven lag. Hij wil een terugkeervisum zodat hij na het bezoek aan zijn vader weer naar Nederland kan terugkeren. Op 15 juli 2022 heeft verzoekers gemachtigde een herinnering aan verweerder gestuurd. De vader van verzoeker is op [datum] 2022 overleden. Verzoeker wil alsnog voor ongeveer een week naar Marokko terugkeren om zijn familie, en in het bijzonder zijn moeder, te bezoeken om samen te rouwen om het verlies van zijn vader en aan verwerking toe te komen.
Is er sprake van een besluit?
5. Verweerder is van mening dat er nog geen besluit is genomen op verzoekers aanvraag om een terugkeervisum. De rechtbank is dit niet met verweerder eens. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting bevestigd dat telefonisch aan de gemachtigde van verzoeker is meegedeeld dat de aanvraag voor het terugkeervisum is geweigerd. Ook uit de e-mail van verweerders medewerker [naam] van 15 augustus 2022 blijkt dat er sprake is van een mondelinge afwijzing van de aanvraag. Deze mondelinge afwijzing kan worden aangemerkt als een handeling ten aanzien van een vreemdeling als zodanig zoals bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw. Deze handeling wordt op grond van dit artikellid met een beschikking gelijkgesteld. Daarom staat er bezwaar open tegen de mondelinge weigering en is ook het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk.
Mocht verweerder het terugkeervisum weigeren?
6. Verweerders gemachtigde heeft op de zitting toegelicht dat er twee redenen zijn waarom de aanvraag is afgewezen. In de eerste plaats is de aanvraag afgewezen omdat verzoeker niet met documenten heeft onderbouwd dat er sprake is van dringende redenen. [5] In de tweede plaats heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat verzoeker in afwachting is van een beslissing op een beroepschrift en hij niet beschikt over de vereiste mvv en ook geen vrijstelling van het mvv-vereiste heeft gekregen. [6]
Het mvv-vereiste
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de tweede afwijzingsgrond niet aan de afwijzing ten grondslag heeft kunnen leggen. Verzoeker heeft rechtmatig verblijf, omdat de voorzieningenrechter in de uitspraak van 13 juli 2022 heeft bepaald dat verzoeker zijn beroep in het kader van artikel 64 van de Vw in Nederland mag afwachten. Voor het verkrijgen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw geldt geen mvv-vereiste. Verweerder kan verzoeker daarom niet tegenwerpen dat hij niet aan het mvv-vereiste heeft voldaan. Dat verzoeker daarnaast nog een procedure heeft lopen over een reguliere verblijfsvergunning waarvoor hij niet is vrijgesteld van het mvv-vereiste, maakt deze beoordeling niet anders.
7.2.
De voorzieningenrechter is het met verweerder eens dat een verzoek om uitstel van vertrek om medische redenen in beginsel niet goed te rijmen lijkt met de aanvraag van een terugkeervisum. Verzoeker vraagt om in Nederland te mogen blijven omdat hij stelt dat hij in zijn land van herkomst op korte termijn in een medische noodsituatie terecht komt, terwijl hij tegelijkertijd een terugkeervisum vraagt om dat land van herkomst te kunnen bezoeken. In dit geval wil verzoeker echter slechts voor de duur van een week zijn land van herkomst bezoeken, omdat hij anders te lang zonder medische behandeling komt te zitten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een aanvraag om een terugkeervisum met een geldigheidsduur van een week in dat geval niet onverenigbaar is met een aanvraag om uitstel vertrek om medische redenen. In de wet is ook niet genoemd dat geen terugkeervisum wordt verleend aan iemand die rechtmatig verblijf heeft hangende een beroepsprocedure op grond van artikel 64 van de Vw.
De dringende redenen
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de afwijzingsgrond waarin staat dat verweerder de aanvraag kan afwijzen als er geen sprake is van dringende redenen, een discretionaire bevoegdheid van verweerder is. Uit het beleid van verweerder [7] kan niet worden opgemaakt of verweerder in het specifieke geval als dat van verzoeker wel of niet van de discretionaire bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen gebruik maakt. Dat betekent dat verweerder een individuele belangenafweging moet maken. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verweerder dat heeft gedaan. De afwijzing van het terugkeervisum is daarom onvoldoende gemotiveerd.
8.2.
Uit het beleid van verweerder blijkt dat verweerder de aanvraag niet op deze afwijzingsgrond afwijst als er sprake is van ernstige ziekte of overlijden van een nabije bloedverwant van de vreemdeling (in de eerste en tweede graad). Verzoeker heeft de aanvraag om een terugkeervisum ingediend toen zijn vader ernstig ziek was. Zijn vader is inmiddels overleden en verzoeker wil zijn familie bezoeken om samen met hen te kunnen rouwen en het verlies te kunnen verwerken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om onder deze omstandigheden zijn familie te kunnen bezoeken zwaarder weegt dan het belang van verweerder om geen terugkeervisum te verstrekken. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook dat verweerder binnen twee weken na het indienen van de aanvraag op de aanvraag had moeten beslissen. Als verweerder tijdig had beslist, was deze afwijzingsgrond in het geheel niet van toepassing geweest, want destijds was de vader van verzoeker nog niet overleden.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en draagt verweerder op om binnen twee weken na de datum van deze uitspraak een terugkeervisum in het paspoort van verzoeker te plaatsen met een geldigheidsduur van een week. Verzoeker kan dan bij verstrekking van het terugkeervisum de leges voor deze aanvraag betalen.
10. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-. Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan verzoekers gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de datum van deze uitspraak een terugkeervisum in het paspoort van verzoeker te plaatsen met een geldigheidsduur van een week;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaaknummers NL22.5983 en NL22.5985.
2.Zaaknummer NL22.5985, niet gepubliceerd.
3.Bureau Medische Advisering.
4.Zaaknummers NL22.12708 en NL22.12709.
5.Artikel 2x, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
6.Artikel 2x, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw.
7.Dit beleid staat in paragraaf A1/5.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.