ECLI:NL:RBDHA:2022:11303
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser met cognitieve beperkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerdere aanhouding vanwege ziekte van de gemachtigde van de eiser. Tijdens de zitting op 31 maart 2022 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd en dat de verklaringen inconsistent en ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser, ondanks zijn cognitieve beperkingen, in staat was om coherent te verklaren, en dat verweerder voldoende rekening had gehouden met zijn situatie. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 april 2022.