ECLI:NL:RBDHA:2022:11303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
NL21.13463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser met cognitieve beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een eerdere aanhouding vanwege ziekte van de gemachtigde van de eiser. Tijdens de zitting op 31 maart 2022 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd en dat de verklaringen inconsistent en ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser, ondanks zijn cognitieve beperkingen, in staat was om coherent te verklaren, en dat verweerder voldoende rekening had gehouden met zijn situatie. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13463
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting zou oorspronkelijk op 8 februari 2022 plaatsvinden, maar de zaak is toen aangehouden omdat gemachtigde van eiser ziek was. De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer E. Koné. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Gambia is vertrokken omdat zijn stiefmoeder dreigde om hem te vergiftigen. Eiser maakte zich zorgen om zijn broertje en zusje en is om die reden niet direct vertrokken. Ook heeft eiser verklaard dat zijn
stiefmoeder zijn moeder heeft vermoord door heet water over haar heen te gooien, waar hij later achter is gekomen via zijn tante. Daarnaast wordt eiser gezocht door de autoriteiten omdat hij een koe van zijn moeder zou hebben verkocht en zijn vader hem vervolgens heeft aangegeven.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Moeder is vermoord door stiefmoeder;
Bedreigingen door stiefmoeder;
Eiser wordt gezocht door de autoriteiten.
3. Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig, maar de overige drie elementen niet. Kort gezegd heeft verweerder ten aanzien van het tweede element overwogen dat de grondslag voor het asielrelaas ongeloofwaardig is, omdat eiser dusdanig tegenstrijdig, vaag en inconsistent heeft verklaard over de dood van zijn moeder, dat er geen geloofwaardige waarde wordt toegekend aan de eisers verklaringen hieromtrent. Verweerder concludeert daarom dat zowel het vermoorden van zijn moeder door zijn stiefmoeder als het overlijden van eisers moeder op zichzelf niet geloofwaardig wordt geacht. Ook het derde element acht verweerder ongeloofwaardig, gezien de tegenstrijdige, inconsistente en onlogische verklaringen van eiser over de gestelde bedreigingen door zijn stiefmoeder. Over het laatste element overweegt verweerder dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij zijn verklaringen niet met documenten heeft onderbouwd en dat uit de rest van zijn asielrelaas niet is gebleken dat hij door de autoriteiten wordt gezocht. Daarbij heeft eiser zelf verklaard dat hij
in Gambia zou kunnen wonen, als hij geld en een huis heeft. Dit duidt er volgens verweerder op dat hij niet te vrezen heeft van de zijde van de Gambiaanse autoriteiten.
Overlijdensakte
4. Eiser heeft de beroepsgrond ten aanzien van het overleggen van de overlijdensakte van zijn moeder ter zitting ingetrokken.
Cognitieve beperkingen van eiser
5. Eiser voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd op
welke wijze rekening is gehouden met de cognitieve beperkingen van eiser. Verweerder heeft namelijk alleen het feitelijke verloop van de procedure beschreven, zonder de omstandigheid dat eiser niet coherent en chronologisch een verhaal kan vertellen mee te nemen in het bestreden besluit. Ter zitting is er ook nog gezegd dat eiser moeite heeft om zijn asielrelaas op een coherente en consistente manier te vertellen en dat hij analfabeet is. Daardoor is in strijd gehandeld met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door eiser voorafgaand aan het bestreden besluit niet aanvullend te horen hierover.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheid dat eiser beperkt is in zijn cognitieve ontwikkeling niet betekent dat hij ongeschikt is om coherent en consistent te verklaren. Hiertoe heeft verweerder mogen
overwegen dat weliswaar uit het ‘medisch Advies horen en beslissen’ blijkt dat eiser moeite heeft met het benoemen van exacte data, maar dat hiermee rekening is gehouden en dit is ter zitting onweersproken gebleven. Van eiser wordt namelijk niet verwacht dat hij de exacte data reproduceert van wat hem is overkomen. Uit het medisch advies is niet gebleken dat eiser niet in staat is om coherente en consistente verklaringen af te leggen. Daarnaast heeft eiser ook geen andere medische documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij ongeschikt zou zijn om samenhangende verklaringen af te leggen. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat van eiser mag worden verwacht dat hij nader motiveert waarom hij ongeschikt zou zijn om samenhangend te verklaren. Dit heeft eiser nagelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder hem hierover dus niet aanvullend hoeven te horen en is er geen sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
12 april 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.