Overwegingen
1. Eisers hebben aan hun asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, omdat zij vrezen voor moslims in de buurt waar zijn woonden. Eisers hebben sinds 2013 problemen ondervonden vanwege het feit dat eiser meer dan twintig jaar onterecht in de gevangenis heeft vastgezeten en omdat zij christenen zijn. Door de gevangenschap van eiser is hun oudste dochter gepest op school en is eiseres door haar werkgever ontslagen. Daarnaast zijn eisers door hun geloof bedreigd met de ontvoering en besnijdenis van hun dochters en zijn zij onheus bejegend en bedreigd op straat, waarbij eiseres is bekogeld met stenen.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
Gevangenschap van eiser en de problemen tijdens de gevangenschap;
Problemen van eisers op school en in de buurt vanwege religie en antecedenten van eiser.
Verweerder acht elementen 1 en 2 geloofwaardig. Element 3 wordt niet geloofwaardig geacht. Bij aankomst in Nederland hebben eisers bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) een andere reden gegeven voor hun vertrek dan in hun asielrelaas. Daarnaast komen de verklaringen van eisers niet overeen met de informatie uit hun visumdossier. Dit doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas. Verder hebben eisers in hun asielrelaas wisselende verklaringen afgelegd over de reden waarom hun oudste dochter problemen heeft ondervonden op school en hoe vaak de bedreigingen en bejegeningen jegens hen hebben plaatsvonden. Daarbij komt dat eiser geen duidelijkheid heeft weten te verschaffen over wie het gezin bedreigden. Aangezien eiser stelt sinds 2013 problemen te
hebben ondervonden door dezelfde mensen in hun buurt, mag van hem worden verwacht dat hij hier uitgebreid en gedetailleerd over kan verklaren. Dat eiser bang was om namen te noemen, is geen verschoonbare reden om daar vaag en summier over te verklaren en er pas in de zienswijze op het voornemen op terug te komen. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte elementen is niet gebleken dat eisers kunnen worden aangemerkt als vluchtelingen onder het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat zij een reëel risico lopen op ernstige schade.
Christenen in Egypte worden als geheel niet aangemerkt als risicogroep of een groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging. Daarnaast is niet gebleken van een onheuse bejegening van zodanig gewicht dat sprake is van een daad van vervolging. Eiser heeft sinds zijn vrijlating immers geen problemen ondervonden door zijn gevangenschap en het is niet gebleken dat hij in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Ten aanzien van de omstandigheid dat eiseres door de gevangenschap van eiser anders is behandeld door ambtenaren bij overheidsinstanties, is niet gebleken dat zij ernstig werd beperkt in haar bestaansmogelijkheid. Zij heeft immers geen problemen gehad met het verkrijgen van huisvesting, zorg of scholing. De aanvragen van eisers zijn daarom afgewezen als ongegrond zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Het visumdossier en de verklaring bij de KMar
3. Eisers voeren aan dat verweerder het visumdossier ten onrechte heeft betrokken in zijn besluitvorming. Het visumdossier is opgemaakt door hun mensensmokkelaar en bevat onjuiste gegevens. Dit hebben eisers in hun zienswijze op het voornemen aangetoond. Daarnaast wordt ten onrechte aan eisers verweten dat zij bij aankomst in Nederland een andere reden van vertrek hebben gegeven dan in hun asielrelaas. Het gehoor bij aankomst in Nederland vond immers niet plaats met de instantie die ziet op het behandelen van asielaanvragen. Eisers hebben zich bij aankomst in Nederland aan de gegevens in het visumdossier gehouden, omdat dit door hun mensensmokkelaar werd geadviseerd en zij nog niet met een advocaat hadden gesproken.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het visumdossier en de door eisers afgelegde verklaring bij aankomst in Nederland bij zijn beoordeling heeft mogen betrekken. In de zienswijze op het voornemen hebben eisers toegelicht waarom hun asielrelaas niet overeenkomt met het visumdossier en de afgelegde verklaring bij de KMar. Dat deze
tegenstrijdig zijn, is dan ook niet in geschil. Van asielzoekers die naar Nederland vluchten en om internationale bescherming verzoeken, mag echter worden verwacht dat zij – zodra zij in aanraking komen met de Nederlandse autoriteiten – de waarheid verklaren over hun reden van vertrek. Aan eisers mag daarom worden tegengeworpen dat zij hun situatie niet eerder hebben verduidelijkt, maar pas nadat zij daarmee in het voornemen werden geconfronteerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat eisers in de nadere gehoren beiden hebben verklaard dat hun reden van vertrek zoals verklaard bij aankomst in Nederland onjuist is en dat dit te wijten is aan een verkeerde vertaling door de tolk. Hieruit kan worden opgemaakt dat eisers ook ten overstaan van de instantie die wel over het asielrelaas zou oordelen, niet de waarheid hebben verteld over de afgelegde verklaringen bij de KMar. Verweerder wordt daarom gevolgd in het standpunt dat de tegenstrijdige gegevens en verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas.
Geloofwaardigheidsbeoordeling t.a.v. de problemen van eisers vanwege hun religie en de antecedenten van eiser
5. Eisers voeren hiertegen aan dat verweerder ten onrechte de aanvullende verklaringen van
eiser in de zienswijze niet heeft meegenomen in de beoordeling. Daarbij is ten onrechte aan eiser verweten dat hij vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over wie zijn gezin bedreigden. Het wordt immers niet aan eiser tegengeworpen dat hij niet precies wist te benoemen vanuit welke organisatie de bedreigingen kwamen. Daarbij heeft eiser in de zienswijze alsnog drie namen van zij belagers benoemd. Dat eiser deze namen niet in het nadere gehoor heeft benoemd, komt omdat hij bang was voor de gevolgen daarvan. Daarnaast hebben eisers niet tegenstrijdig verklaard over de reden waarom hun oudste dochter problemen heeft ondervonden op school en hoe en hoe vaak eiseres werd lastiggevallen op straat.
6. Ten aanzien van de aanvullende verklaringen van eiser in de zienswijze op het voornemen volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat aan eiser mag worden tegengeworpen dat hij daar niet in zijn asielrelaas over heeft verklaard. Aangezien eiser heeft verklaard dat hij sinds 2013 problemen heeft ondervonden met dezelfde leden van de moslimbroederschap, mag worden verwacht dat hij meer informatie over die personen kan geven. Dat eiser pas in de zienswijze de namen van drie belagers heeft doorgegeven omdat hij eerder bang was voor de gevolgen daarvan, is geen verschoonbare reden om daar niet in het nadere gehoor over te verklaren. Eiser is er namelijk in het nadere gehoor op gewezen dat hij in vrijheid kan spreken en alles wat wordt besproken vertrouwelijk wordt behandeld. Ditzelfde geldt voor de aanvullende verklaring van eiser in de zienswijze over drie geweldsincidenten die zouden hebben plaatsgevonden met de moslimbroederschap. Ter onderbouwing daarvan heeft eiser in beroep een verklaring van een advocaat van 3 juli 2021 overgelegd. Daaruit volgt onder andere dat eiser door de betrokken personen is beschoten, waarbij hij aan zijn voet gewond is geraakt. Nu in het nader gehoor expliciet naar (concrete) bedreigingen is gevraagd en daar eiser daarop niets heeft verklaard over de geweldsincidenten, mocht verweerder oordelen nu de verklaring pas in de zienswijze is gedaan, dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit de verklaring van de advocaat tevens blijkt dat de dezelfde personen ook de zus en moeder van eiser hebben belaagd. Hiervan zou de zus van eiser aangifte hebben gedaan bij de politie. Eiser heeft echter in het nadere gehoor verklaard dat hij geen aangifte tegen de moslimbroederschap heeft durven doen, omdat hij anders vermoord zou worden. Uit de verklaring van de advocaat blijkt echter dat eiser naar aanleiding van de gestelde problemen of de drie geweldsincidenten wel aangifte heeft kunnen doen bij de autoriteiten, wat verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eisers ten aanzien de problemen van hun dochter op school en de problemen in de buurt vanwege hun religie en de gevangenschap van eiser, niet geloofwaardig zijn. De verklaringen zijn niet alleen wisselend, bijvoorbeeld waar het gaat om de oorzaak van de problemen die de dochter op school zou ondervinden, maar blijven ook vaag waar het gaat om soort bejegening op straat en het aantal malen dat het voorkomt. Gezien de duur en de ernst van de gestelde problemen en de gestelde centrale rol van de problemen van de dochter, mocht verweerder van eisers verwachten dat zij concreet, consistent en gedetailleerd kunnen verklaren over de problemen en incidenten die sinds 2013 zouden hebben plaatsgevonden. Daar zijn eisers niet in geslaagd. Hoewel de incidenten die door eisers worden geschetst (zoals dat christelijke vrouwen worden lastiggevallen op straat) wel overeenkomen met het algemene beeld van Egypte zoals blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht van november 2021, is dat gezien de ontoereikende verklaringen op individueel niveau onvoldoende tegenwicht om het asielrelaas alsnog aannemelijk te maken. Ook op grond van algemene omstandigheden heeft verweerder niet ten onrechte geen vluchtelingschap aangenomen. De gestelde discriminatie van eiseres en de dochter is niet afdoende onderbouwd, gezien de niet consistente verklaringen en schriftelijke onderbouwing van en over de gestelde ontslagreden. Voorts is niet gebleken dat eisers zich wegens discriminatie niet staande konden houden.
3 EVRM
8. Verder voeren eisers aan dat reeds vanwege het feit dat zij koptische christenen zijn zij bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Het bestreden besluit is op dit punt onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat verweerder geen enkele actuele landeninformatie over de positie van koptische christenen in Egypte bij zijn besluitvorming heeft betrokken, terwijl hun positie de afgelopen jaren sterk is verslechterd. Verder blijkt uit het ambtsbericht van november 2015 dat besnijdenis bij meisjes en vrouwen voorkomt bij ongeveer 87% van de vrouwen tussen 15 en 49 jaar. Al hoewel het strafbaar is gesteld, wordt de wetgeving niet goed geïmplementeerd en gehandhaafd en is bescherming krijgen tegen gedwongen besnijdenis is niet mogelijk. Verweerder heeft in dit kader nagelaten om de belangen van het kind mee te wegen in zijn beoordeling.
9. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. In 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat verweerder koptische christenen in Egypte niet heeft hoeven aanmerken als kwetsbare minderheidsgroep en dat zij in het algemeen geen risico lopen op vervolging of een onmenselijke behandeling, maar dat dit risico wel in gebieden buiten de grote steden kan bestaan.1 Uit het ambtsbericht van november 2021 blijkt dat koptische christenen een minderheidsgroep zijn en dat er sprake is van grote onverdraagzaamheid en discriminatie jegens hen vanuit de staat en de samenleving. Daarnaast blijkt uit de door eisers overgelegde nieuwsartikelen van het NOS en het Reformatorisch Dagblad dat er geweld heeft plaatsgevonden tegen de groep. Dit betekent echter nog niet dat verweerder koptische christenen dient aan te merken als risicogroep, omdat deze informatie onvoldoende is om te concluderen dat vervolging van vreemdelingen behorend tot deze bevolkingsgroep in het land van herkomst voorkomt. Het ambtsbericht d.d. bevestigt weliswaar het geweld tegen christenen, maar vermeldt ook dat in de verslagperiode (2013-2021) sprake is van een lichte verbetering door minder uitingen van geweld en een
afname van geweldplegingen tegen christelijke (koptische) gemeenschappen. Daarbij gaat het om een zeer grote groep mensen. Ongeveer tien procent van de bevolking van ruim honderd miljoen mensen is christelijk en van deze groep christenen behoort ongeveer 90% tot de koptisch-orthodoxe kerk. Gesteld noch gebleken is dat hun leven in Egypte onhoudbaar is. Het enkele feit dat eisers koptische christenen zijn is daarom onvoldoende om aan te nemen dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Van het bedoelde motiveringsgebrek wegen onvoldoende ingaan op de algemene omstandigheden, is geen sprake.
10. Verder hebben eisers onder verwijzing naar het ambtsbericht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hun dochters bij terugkeer het risico lopen op besnijdenis. Uit het ambtsbericht blijkt dat genitale verminking voorkomt in zowel de koptische als islamitische gemeenschappen. Verder blijkt dat, hoewel vrouwenbesnijdenis verboden is, de wetgeving niet goed wordt gehandhaafd en veroordelingen zelden voorkomen. Uit het ambtsbericht blijkt echter ook dat het toepassen van vrouwenbesnijdenis van meerdere factoren afhankelijk is, zoals het opleidingsniveau van de moeder en het feit of de moeder zelf besneden is. Daarnaast blijkt dat het de ouders van de kinderen zijn die beslissen of besnijdenis plaats gaat vinden. Dit wordt bevestigd in de door eisers overgelegde artikel van One World waarin staat dat het de moeders, vaders en grootmoeders zijn die beslissen of een dochter besneden wordt. Aangezien uit de algemene informatie volgt dat de keuze om voor besnijdenis bij de ouders ligt en eisers hebben aangegeven tegenstanders te zijn daarvan, is niet aannemelijk gemaakt dat eisers bij terugkeer te vrezen hebben voor de besnijdenis van hun dochters. Ook niet wegens dreiging van een islamitische groepering.
11. De beroepen zijn ongegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.