ECLI:NL:RBDHA:2022:11300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling na de intrekking van een beroep door verzoeker. Verzoeker had op 22 april 2021 een aanvraag ingediend voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 mei 2021 was afgewezen. Na bezwaar van verzoeker werd het bezwaar op 14 juni 2021 gegrond verklaard en werd uitstel van vertrek verleend. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 29 december 2021 was de verweerder niet aanwezig, maar de rechtbank heeft in een tussenuitspraak verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Op 26 januari 2022 verleende verweerder aan verzoeker een asielvergunning, waarna verzoeker zijn beroep introk en verzocht om vergoeding van proceskosten. Verweerder heeft zich niet verzet tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vervolgens beslist dat er geen nadere zitting nodig was en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.518,-. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in deze kosten, met inachtneming van de betalingsonmacht van verzoeker, waardoor verweerder niet verplicht was het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en bekendgemaakt op 12 april 2022.