ECLI:NL:RBDHA:2022:1130

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL22.1623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser, geboren op een onbekende datum, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris had overwogen dat de maatregel noodzakelijk was omdat de eiser de voorbereiding van zijn vertrek of uitzetting ontwijkt en er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen de maatregel van bewaring. Bij ambtshalve toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel is de rechtbank niet gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd was met de Vreemdelingenwet of dat deze niet gerechtvaardigd was bij afweging van alle betrokken belangen. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter W. Anker, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1623

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach-el Allachi).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2022 op zitting behandeld, te Breda. Eiser is gehoord via een videoverbinding, vanuit het detentiecentrum. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Gharbaoui. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren [geboortedatum] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzetting ontwijkt of belemmert en er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft in de maatregel als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer.
Als lichte gronden [2] heeft verweerder in de maatregel vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen de maatregel van bewaring. Voor zover de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel ambtshalve moet toetsen, is de rechtbank niet gebleken dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd was met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen.
4. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. A.S. Hamans, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb