ECLI:NL:RBDHA:2022:11276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/634424 / JE RK 22-1820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 20 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak was aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die eerder een machtiging had verkregen om de minderjarige, geboren in 2005, op te nemen in een gesloten accommodatie. De kinderrechter had op 8 september 2022 al een tijdelijke machtiging verleend, die liep tot 1 november 2022. Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 werd duidelijk dat de gecertificeerde instelling en de moeder van de minderjarige een andere visie hadden op de terugplaatsing van de minderjarige bij haar moeder. De gecertificeerde instelling wilde geleidelijk toewerken naar een thuisplaatsing, terwijl de moeder en de minderjarige stelden dat de terugplaatsing per 1 november 2022 mogelijk was. De kinderrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er op dat moment geen noodzaak was voor een verlenging van de gesloten machtiging. De kinderrechter heeft de afwijzing van het aangehouden deel van het verzoek gegrond verklaard, met de overweging dat de minderjarige al grotendeels bij haar moeder verbleef en dat de samenwerking met de gecertificeerde instelling en de inzet van hulpverlening vanuit de thuissituatie positief waren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634424 / JE RK 22-1820
Datum uitspraak: 20 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 30 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
advocaat: mr. E.A. Breetveld te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Polat te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 september 2022 machtiging verleend [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 9 september 2022 tot 1 november 2022 en behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 8 september 2022;
- de briefrapportage van de zijde van de gecertificeerde instelling d.d. 7 oktober 2022.
Op 20 oktober 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- [minderjarige01] bijgestaan door mr. P.L.G. Rens, waarnemend voor haar advocaat.
[minderjarige01] is op 20 oktober 2022 ook in raadkamer gehoord.

Feiten

  • [minderjarige01] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
  • [minderjarige01] verblijft feitelijk deels bij de moeder en deels in [verblijfplaats01] .
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige01] toe te voegen.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft ten aanzien van het resterende deel van het verzoek het volgende naar voren gebracht. [minderjarige01] verblijft op [verblijfplaats01] en er is gestart met verlof bij de moeder thuis. Er zijn afspraken gemaakt en er is een veiligheidsplan opgesteld. Het idee was om geleidelijk en op een rustig tempo toe te werken naar terugplaatsing bij de moeder, aan de hand van de adviezen van de experttafel en het door de experttafel gemaakte vervolgplan. [minderjarige01] en haar moeder zijn het hier niet mee eens, in die zin dat zij er van uitgaan dat [minderjarige01] al per 1 november 2022 weer thuis kan wonen. Uiteindelijk is er voor gekozen om op dat punt met [minderjarige01] en haar moeder mee te bewegen. Dit houdt in dat [minderjarige01] per 1 november aanstaande weer volledig bij haar moeder zal gaan wonen. Het is hierbij wel van belang dat de ingezette MDFT blijft doorgaan. Daarnaast staat [minderjarige01] er voor open om mee te werken aan een nazorgtraject vanuit [verblijfplaats01] .
Door en namens de moeder is verzocht het aangehouden deel van het verzoek af te wijzen. De moeder verzet zich tegen een gesloten plaatsing na 1 november 2022. Het traject bij [verblijfplaats01] verliep niet goed en de moeder heeft [minderjarige01] verder zien afglijden. Het gaat wel goed wanneer [minderjarige01] thuis bij de moeder is. [minderjarige01] werkt en houdt zich aan de regels. In de thuissituatie kan er hulpverlening worden ingezet en vanuit de thuissituatie kan [minderjarige01] het beste geholpen worden richting volwassenheid.
Door en namens [minderjarige01] is eveneens verzocht het aangehouden deel van het verzoek af te wijzen. [minderjarige01] kijkt er naar uit om naar huis te gaan. Ze heeft dagbesteding en laat een grote mate van volwassenheid zien. De moeder kan de zorg voor [minderjarige01] op zich nemen en [minderjarige01] heeft laten zien dat het verlof naar huis goed gaat. [minderjarige01] en haar moeder moeten de kans krijgen om te bewijzen dat zij het samen als gezin kunnen gaan doen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat er op dit moment geen noodzaak is om een gesloten machtiging voor een langere duur dan eerder is afgegeven, te verlenen. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Gebleken is dat de afgelopen periode is toegewerkt aan een thuisplaatsing van [minderjarige01] bij haar moeder. Er is verlof opgestart en inmiddels verblijft [minderjarige01] alleen nog op de dinsdagen bij [verblijfplaats01] . Het verblijf van [minderjarige01] bij haar moeder thuis verloopt goed. Alhoewel de gecertificeerde instelling er op goed onderbouwde gronden de voorkeur aan geeft om meer geleidelijk aan toe te werken naar een thuisplaatsing bij de moeder, is de einddatum
1 november 2022 ook bespreekbaar. Dit heeft te maken met het feit dat er voor [minderjarige01] en haar moeder geen ruimte is om van deze datum af te wijken. Dit is ter zitting duidelijk naar voren gekomen. [minderjarige01] raakt overstuur als er gesproken wordt over het standpunt van de gecertificeerde instelling inhoudende dat het de voorkeur had om over een langere periode te werken aan een thuisplaatsing. Dan zou een langere plaatsing eerder contraproductief zijn.
De gecertificeerde instelling heeft in de afgelopen periode, samen met [minderjarige01] , toegewerkt naar een succesvolle thuisplaatsing van [minderjarige01] . Het door de experttafel gemaakte vervolgplan kan ook voor de begeleiding in het kader van de ondertoezichtstelling, maar ook voor na [minderjarige01] ’s achttiende verjaardag leidend zijn. [minderjarige01] verblijft intussen al grotendeels bij haar moeder thuis. De moeder en [minderjarige01] willen mee blijven werken aan het MDFT traject en [minderjarige01] staat er ook voor open om vanuit [verblijfplaats01] thuis nazorg te ontvangen. Het zou verder goed zijn als [minderjarige01] in de toekomst open gaat staan voor
behandeling en begeleiding vanuit de GGZ, zoals ook door de experttafel is geadviseerd.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een machtiging gesloten jeugdhulp na 1 november 2022 niet meer nodig is en zal het aangehouden deel van het verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het aangehouden deel van het verzoek.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.D. van den Berg als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.