ECLI:NL:RBDHA:2022:11258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/616983 / HA ZA 21-778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie tegen de Staat inzake verplichting tot het dragen van mondkapjes

In deze zaak hebben de eisers, Stichting Ademvrij en de Algemene Nederlandse Burgerbelangen Vereniging (ANBB), een collectieve actie aangespannen tegen de Staat der Nederlanden met betrekking tot de verplichting tot het dragen van mondkapjes. De eisers stellen dat zij de belangen behartigen van personen die zich niet kunnen verenigen met deze verplichting en beogen dat de mondkapjesplicht in Nederland wordt afgeschaft. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 6 juli 2022 vastgesteld dat de inhoudelijke behandeling van de zaak pas kan plaatsvinden nadat over de ontvankelijkheid is beslist. De eisers hebben hun standpunt toegelicht, maar de Staat heeft zich verzet en aangevoerd dat de mondkapjesplicht inmiddels is opgeheven en dat de juridische grondslag daarvoor is vervallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers geen belang meer hebben bij hun vorderingen, aangezien het doel van hun actie al is bereikt. Hierdoor zijn zij niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De rechtbank heeft de eisers ook veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die zijn begroot op € 1.230,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 26 oktober 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/616983 / HA ZA 21-778
Vonnis van 26 oktober 2022
in de zaak van

1.NATIONAAL COMITÉ TEGEN VERPLICHTE MONDKAPJES

te Overbetuwe,
2.
ALGEMENE NEDERLANDSE BURGERBELANGEN VERENIGING
te Middelharnis,
eiseressen,
advocaat mr. V. Platteeuw te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDENte Den Haag
gedaagde,
advocaat mr. J. Bootsma te Den Haag.
Partijen zullen hierna Stichting Ademvrij, ANBB en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 juli 2022 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van Stichting Ademvrij en ANBB van 3 augustus 2022,
  • de antwoordconclusie van de Staat van 31 augustus 2022.
Daarna volgt dit vonnis.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank bouwt voort op wat in het tussenvonnis van 6 juli 2022 is overwogen. In het tussenvonnis is aan de orde gesteld dat in zaken over een collectieve vordering in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW) de inhoudelijke behandeling pas plaatsvindt nadat over de ontvankelijkheid is beslist. Stichting Ademvrij en ANBB zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over voor ontvankelijkheid relevante punten. Dat hebben zij gedaan met een conclusie waarin onder meer is benadrukt dat zij de belangen behartigen van alle personen die zich niet kunnen verenigen met het verplicht dragen van mondkapjes in allerlei omstandigheden en dat zij met deze procedure beogen dat de mondkapjesplicht in Nederland wordt afgeschaft. Zij betogen dat aan de ontvankelijkheidseisen is voldaan, en stellen voor dat Stichting Ademvrij als exclusief belangenbehartiger wordt aangewezen (waarbij ANBB ook proceshandelingen mag verrichten), dat het vonnis wordt gepubliceerd en dat het aanschrijven van ‘bekende personen’ (de rechtbank begrijpt: in de zin van artikel 1018e lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv): ‘de bekende personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt’) achterwege blijft.
De Staat heeft zich daartegen in zijn antwoordconclusie verzet en daarbij aangevoerd dat de mondkapjesplicht waartegen de vordering is gericht is opgeheven en dat (de juridische grondslag daarvan in) hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid per 20 mei 2022 is vervallen. Het doel van Stichting Ademvrij en ANBB is dus al bereikt en zij hebben volgens de Staat geen belang (meer) bij hun vorderingen. Dat betoog van de Staat slaagt en leidt in deze zaak tot niet-ontvankelijkheid. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.2.
Op 1 december 2020 is de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) in werking getreden. Daarmee is een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de Wet publieke gezondheidszorg (Wpg), namelijk hoofdstuk Va: ‘Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie covid-19’. Dit hoofdstuk bevat de wettelijke basis voor beperkende maatregelen specifiek ter bestrijding van de epidemie van covid-19 of een directe dreiging daarvan.
In artikel 58j Wpg staat dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over het in acht nemen van hygiënemaatregelen en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, zolang die geen betrekking hebben op het gebruik ervan in de woning. Deze grondslag kan onder meer worden gebruikt om het dragen van mondkapjes te verplichten, en dat is verder uitgewerkt in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm).
2.3.
Voor alle bepalingen in hoofdstuk Va Wpg geldt dat ze tijdelijk van aard zijn, telkens voor drie maanden. Omdat bij de totstandkoming van de Twm onvoorzienbaar was hoe de epidemie en de bestrijding ervan zouden verlopen, werd voorzien in de mogelijkheid om de werkingsduur van de onderscheiden bepalingen van de Twm (of onderdelen daarvan) bij koninklijk besluit eerder te beëindigen dan drie maanden na inwerkingtreding (artikel VIII, tweede lid, Twm), maar ook om de werkingsduur bij koninklijk besluit te verlengen, steeds met ten hoogste drie maanden (artikel VIII, derde lid, Twm). De werkingsduur van de ‘overige regels’ van artikel 58j Wpg is een aantal malen verlengd en uiteindelijk is de bepaling – na de laatste versoepelingen van februari 2022 – geheel vervallen in mei 2022.
2.4.
Nu de verplichting om mondkapjes te dragen en de wettelijke basis daarvan niet meer geldt, is niet duidelijk welk belang Stichting Ademvrij en ANBB hebben bij hun vordering in deze procedure (om, kort gezegd, voor recht te verklaren dat hoofdstuk Va Wpg en de daarop gebaseerde regelingen met betrekking tot de mondkapjesverplichtingen onrechtmatig en daarmee onverbindend zijn, althans om die buiten werking te stellen of buiten toepassing te verklaren). Zij zijn daarop in hun conclusie van augustus 2022 in het geheel niet ingegaan, terwijl de mondkapjesplicht toen toch al maanden was afgeschaft. Het doel dat zij stellen te beogen met hun vordering is al bereikt. Omdat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt (artikel 3:303 BW) kan de vordering van Stichting Ademvrij en ANBB niet slagen. Daarmee is summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen gebleken in de zin van artikel 1018 lid 5 onder c Rv; dat staat aan ontvankelijkheid van Stichting Ademvrij en ANBB in de weg. [1]
2.5.
Stichting Ademvrij en ANBB worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die worden begroot op € 667 aan griffierecht en € 563 (1 punt à tarief II).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart Stichting Ademvrij en ANBB niet-ontvankelijk in hun vorderingen,
3.2.
veroordeelt Stichting Ademvrij en ANBB in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.230,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling in 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp, mr. J.L.M. Luiten en mr. C.J.A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022.

Voetnoten

1.Zie