Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 16 februari 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 februari 2022, waarbij de eiser aanwezig was met een waarnemer en een tolk. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en het bestaan van een concreet aanknopingspunt voor een overdracht op basis van de Dublinverordening. De eiser betwistte de gronden voor de maatregel niet, maar voerde aan dat een lichter middel had kunnen worden toegepast. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had besloten om geen lichter middel toe te passen, omdat de omstandigheden van de zaak dit niet toelieten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.