Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Israëlische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 17 februari 2022 de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 28 februari 2022 behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met een waarnemer en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft opgelegd omdat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of de uitzettingsprocedure zal beletten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de gronden voor de maatregel niet heeft betwist en dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom een lichter middel niet toepasbaar was. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagt en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke beslissing in het vreemdelingenrecht, waarbij de rechtbank de belangen van de openbare orde en de individuele situatie van de eiser tegen elkaar heeft afgewogen.