ECLI:NL:RBDHA:2022:11244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 20/3106-V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift in vreemdelingenzaak

Deze uitspraak betreft het verzet van opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroepschrift door de rechtbank op 14 juli 2021. Opposante had een beroep ingesteld tegen een besluit van 4 maart 2020, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift te laat was verzonden aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV). Opposante ging in verzet en de zitting vond plaats op 11 januari 2022, waarbij haar gemachtigde aanwezig was, maar opposante zelf niet. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was eveneens niet aanwezig.

De rechtbank heeft in deze uitspraak beoordeeld of de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht was. Opposante heeft een verzendjournaal van de fax overhandigd, waaruit blijkt dat het beroepschrift op tijd is verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde voldoende bewijs heeft geleverd dat het beroepschrift op 30 maart 2020 is verzonden. Dit werd ondersteund door een telefoongesprek met het CIV, waaruit bleek dat er geen andere beroepschriften waren ontvangen op die datum.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van 14 juli 2021 niet juist was en heeft het verzet gegrond verklaard. De uitspraak van 14 juli 2021 vervalt, maar de rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over de proceskosten van opposante, dit zal in de einduitspraak over het beroep gebeuren. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3106-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 11 januari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante] , opposante,V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van 4 maart 2020.
In de uitspraak van 14 juli 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2022 via een beeld- en videoverbinding. Opposante is niet verschenen, maar haar gemachtigde wel. De staatssecretaris van justitie en veiligheid is niet verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 14 juli 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante haar beroepschrift te laat heeft toegestuurd aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV). Opposante heeft een verzendjournaal van een faxbericht overhandigd waarop het resultaat “Ok” staat vermeld, maar de rechtbank oordeelde dat zij hieruit niet kon opmaken dat het om een beroepschrift van opposante ging. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2021 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2021 niet juist. Op
15 april 2020 heeft gemachtigde telefonisch contact gehad met het CIV en vervolgens de stukken van 30 maart 2020 nogmaals gefaxt. Dit heeft de rechtbank niet onderkend en is op zichzelf voldoende om aannemelijk te maken dat de fax het beroep van opposante betreft. Op 3 augustus 2021 heeft gemachtigde bij het CIV nagevraagd of op 30 maart 2020 andere beroepschriften van Oorsprong advocaten zijn ontvangen via het faxnummer [faxnummer] . Door CIV is telefonisch aan gemachtigde meegedeeld dat geen beroepschriften zijn ontvangen. Hierdoor is het duidelijk dat het verzendjournaal geen betrekking kan hebben op andere beroepschriften.
4. De rechtbank is het eens met opposante. De gemachtigde heeft voldoende aangetoond dat het beroepschrift op 30 maart 2020 is verzonden aan het CIV. Daarbij is van belang dat opposante een verzendjournaal heeft overhandigd met de status “Ok” voor de verzending van een fax van een beroepschrift op 30 maart 2021 en dat in een telefoongesprek met het CIV duidelijk is geworden dat er op die datum geen (ander) beroepschrift is ontvangen van het kantoor van de gemachtigde van opposante.
5. Dit betekent dat opposante hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 14 juli 2021 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
6. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposante. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.