ECLI:NL:RBDHA:2022:1124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyás
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van staatloze Palestijn uit Gaza; beoordeling onder artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 februari 2022, wordt de asielaanvraag van een staatloze Palestijn uit Gaza behandeld. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onvoldoende heeft gemotiveerd of artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is op de eiser. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat het ontbreken van bijstand van de UNRWA kort voor het indienen van het asielverzoek niet automatisch uitsluit dat de eiser onder artikel 1(D) valt. De rechtbank concludeert dat de standpunten van de verweerder innerlijk tegenstrijdig zijn en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de eiser niet onder de insluitingsgrond van artikel 1(D) valt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de verweerder binnen zes weken opnieuw op de aanvraag van de eiser moet beslissen. Tevens wordt de verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 2.656,50.