ECLI:NL:RBDHA:2022:11238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/5153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 februari 2022, wordt het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, behandeld. Eiser heeft beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 25 augustus 2021. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet heeft betaald. Dit griffierecht bedraagt € 181,- en is volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht voor het indienen van een beroep.

De rechtbank heeft op 24 oktober 2021 een aangetekende brief naar eiser gestuurd, waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. De track & trace informatie van PostNL toont aan dat deze brief op 26 oktober 2021 is bezorgd. Ondanks deze notificatie heeft de rechtbank het griffierecht niet ontvangen en heeft eiser geen geldige reden opgegeven voor het niet betalen. Hierdoor kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen, conform de hoofdregel dat bij niet-betaling van het griffierecht het beroep niet ontvankelijk is.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh, en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 25 augustus 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 181,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 24 oktober 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Uit de track & trace informatie van PostNL blijkt dat de brief op 26 oktober 2021 is bezorgd.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft niet aan de rechtbank doorgegeven dat het niet betalen van het griffierecht een reden heeft.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.