ECLI:NL:RBDHA:2022:11233

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.3840
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Litouwse nationaliteit met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Litouwse vrouw. De eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A. Agayev, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan haar de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met een tolk, mevrouw V. Toviaskaite-Laman, en de verweerder vertegenwoordigd was door mr. S. Faddach.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring. Eiseres heeft geen vaste woon- en verblijfplaats, wat haar traceerbaarheid voor de autoriteiten bemoeilijkt. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verweerder niet onterecht heeft gehandeld door de vlucht van eiseres pas na 10 dagen te plannen, aangezien de Litouwse autoriteiten aanvullende eisen stelden aan de overdracht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 maart 2022, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3840
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach)

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw V. Toviaskaite-Laman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiseres stelt van Litouwse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984. Zij heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd tegen de zogenoemde zware gronden 3c en
3d en tegen de lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
2. De rechtbank overweegt dat verweerder bij de zware gronden die hij aan de maatregel van bewaring ten grondslag legt, kan volstaan met een toelichting waaruit de feitelijke juistheid van die gronden blijkt, behalve bij grond 3h en 3m. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829. Bij de lichte gronden is wel een nadere toelichting vereist.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Omdat de feitelijke juistheid van de zware grond 3b niet is betwist, mag deze aan eiseres worden tegengeworpen. Ten aanzien van de lichte gronden 4c en 4d overweegt de rechtbank dat deze ook feitelijk juist zijn en dat het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen voldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft geen vaste- woon en verblijfplaats, waardoor zij niet traceerbaar is voor verweerder. Daarnaast geeft eiseres aan dat zij onvoldoende middelen heeft om zelf haar paspoort en zelfstandige terugkeer naar Litouwen te regelen. De gronden 3b, 4c en 4d kunnen de maatregel van bewaring al dragen, de overige gronden behoeven daarom geen verdere bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Dit standpunt volgt de rechtbank niet. Eiseres is op 1 maart 2022 overgenomen uit strafrechtelijke detentie, waarna ze in vreemdelingenbewaring is gesteld. Op 3 maart 2022 is een verzoek tot terug- en overname gestuurd aan de autoriteiten van Litouwen, dat op 7 maart 2022 door hen is geaccepteerd. Op 8 maart 2022 is er een vlucht aangevraagd. Dat de vlucht pas op 24 maart 2022 gepland kon worden, komt doordat de autoriteiten van Litouwen aanvullende eisen stellen aan de overdracht van eiseres, in die zin dat er minimaal 10 dagen moet zitten tussen het (vlucht)akkoord en de vlucht zelf. Dit kan verweerder niet worden verweten.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
16 maart 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.