Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoekster 5],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.1050, NL22.1052, NL22.1054 en NL22.1056. Verzoekers, bestaande uit meerdere personen, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublin-regelgeving verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen.
De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 22 februari 2022, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op andere aanverwante zaken, geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op de beroepen. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.