ECLI:NL:RBDHA:2022:1122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL20.15166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake asielaanvraag en vrees voor besnijdenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. G.T. Cambier, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar asielaanvraag op 4 mei 2021 had afgewezen. De rechtbank had eerder op 10 november 2021 de zaak behandeld en op 6 december 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin de staatssecretaris werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit gebrek betrof de onvoldoende ruimte die eiseres was geboden om te verklaren over de mogelijkheid van vrouwenbesnijdenis binnen haar familie. De staatssecretaris heeft echter nagelaten om het gebrek te herstellen en geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om dit te doen. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat dit in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen een bepaalde termijn een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de eerdere tussenuitspraak en deze einduitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15166
V-nummers: [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen, [naam 2] en [naam 3] ,
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 6 december 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder was tevens opgedragen binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik zou maken van de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
Verweerder heeft nagelaten aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. Verweerder heeft tevens geen herstelpoging gedaan binnen de daartoe gestelde termijn.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder onvoldoende ruimte heeft geboden aan eiseres om te verklaren over of vrouwenbesnijdenis binnen haar familie voorkomt en hoe haar familie hier over denkt. Verweerder heeft, gelet op de (gesloten) vraagstelling in het nader gehoor, de informatie uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 die ten tijde van het bestreden besluit bij verweerder bekend was, de inhoud van de Kamerbrief van 17 juni 2021, en het feit dat verweerder de tegenwerping dat er voor eiseres een mogelijkheid is om zich voor bescherming te wenden tot overheidsactoren ter zitting heeft laten vallen, onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres niet heeft te vrezen voor de besnijdenis van haar dochter. Verweerder is de gelegenheid geboden tot herstel van dit gebrek.
3. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Wat eiseres verder heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij in strijd is gehandeld met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met genoemde tussenuitspraak alsmede deze einduitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van
tienweken na de dag van verzending van deze uitspraak.
4. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt aldus € 1.518,-

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij in strijd is gehandeld met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht;
  • draagt verweerder op om binnen
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- (vijftienhonderdachttien euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.