ECLI:NL:RBDHA:2022:11211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring wegens ernstige bedreiging voor de samenleving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de beëindiging van het verblijfsrecht van eiser, een Poolse nationaliteit houder, en zijn ongewenstverklaring. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 augustus 2021 besloten om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen, omdat zijn gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormde. Dit besluit werd door eiser bestreden, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld. Eiser had herhaaldelijk misdrijven gepleegd, waaronder winkeldiefstallen en inbraken, en zijn gedrag werd als een ernstige bedreiging voor de openbare orde beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van schending van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Eiser had aangevoerd dat zijn recente misdrijven geen ernstige bedreiging meer vormden en dat er geen bewijs was van zijn activiteiten op de arbeidsmarkt. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de staatssecretaris voldoende feiten en omstandigheden had betrokken in de belangenafweging. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.