ECLI:NL:RBDHA:2022:1121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
NL21.15623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben, heeft een mvv-aanvraag ingediend om bij zijn moeder in Nederland te verblijven. De aanvraag werd op 5 februari 2021 afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijk verklaring. Hij betoogde dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze bekend was gemaakt, omdat het naar een niet-gemachtigde persoon was gestuurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde, mr. M.W.W. Raspe, wel degelijk bevoegd was om eiser te vertegenwoordigen, en dat de bekendmaking van het besluit aan haar dus rechtsgeldig was. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt en geen verschoonbare termijnoverschrijding heeft aangetoond.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als definitief, tenzij er binnen vier weken na bekendmaking een beroepschrift wordt ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.15623
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij besluit van 30 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Hij heeft via beeldverbinding aan de zitting deelgenomen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] . Hij wenst bij zijn moeder [naam 2] (referente) in Nederland te verblijven.
2. Referente heeft eerder, op 1 maart 2016, namens eiser een mvv-aanvraag ingediend. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen en bij besluit van 23 november 2016 is het bezwaar van eiser hiertegen kennelijk ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser de familierechtelijke relatie
met referente niet met officiële documenten heeft aangetoond. Hij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert. Dit besluit staat in rechte vast.1
3. Op 7 april 2020 heeft referente voor eiser een opvolgende mvv-aanvraag ingediend
met als doel ‘verblijf bij familie en gezin’.
4. Op 5 februari 2021 heeft verweerder de mvv-aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
5. Eiser voert hiertegen in beroep aan dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte het bestreden besluit naar mr. M.W.W. Raspe (mr. Raspe) gestuurd, omdat zij niet gemachtigd was om eiser te vertegenwoordigen. De bezwaartermijn is met de verzending aan mr. Raspe dan ook niet gaan lopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Een bestuursorgaan kan op grond van het tweede lid een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde.
7. Uit de stukken volgt dat mr. Raspe de aanvraag namens referente heeft ingediend. Hierbij heeft zij melding gemaakt van een machtiging. Bij de aanvraag heeft zij een foto van een door referente ondertekende handgeschreven machtiging gevoegd:
[naam 2] give power of attorney to Wytzia Raspe to help me with the mvv procedure for my son [naam 2]”. Verweerder heeft de aldus geformuleerde machtiging mogen opvatten als een machtiging in de zin van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb om eiser te vertegenwoordigen gedurende de gehele aanvraagprocedure. Uit de contacten met verweerder in het verdere verloop van de procedure blijkt ook dat mr. Raspe referente heeft vertegenwoordigd. Daarbij komt nog dat ook de huidige gemachtigde van eiser er gedurende de aanvraagprocedure bij verweerder meermaals op heeft aangedrongen alle correspondentie in het kader van de procedure aan mr. Raspe te richten. Die correspondentie betreft uiteindelijk ook het besluit op de aanvraag. Dat de huidige gemachtigde stelt destijds geen formele rol te hebben gehad, doet aan het voorgaande niet af.
8. Verweerder was dan ook niet gehouden om verder schriftelijk bewijs van de machtiging te vragen. Het primaire besluit is dan ook op juiste wijze bekendgemaakt door toezending aan de gemachtigde, mr. Raspe. Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eerst buiten de daarvoor gestelde termijn bezwaar is gemaakt. Nu eiser daarnaast niet heeft gesteld dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
9. Het beroep is ongegrond.
1. AWB 16/29948.
2 Als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR19179134

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.