ECLI:NL:RBDHA:2022:112

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
C/09/611061 / HA ZA 21-403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot sanering van een rioolbuis en beëindiging van onrechtmatige hinder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, eigenaren van een woning aan [adres 1] in [plaats 1], gedaagden, eigenaren van woningen aan [adres 2] en [adres 3], aangeklaagd wegens onrechtmatige stankoverlast veroorzaakt door een rioolbuis die onder hun woning ligt. De eisers vorderen dat de gedaagden worden veroordeeld tot het betalen van een voorschot op de kosten voor het saneren van de rioolbuis, die onrechtmatige hinder veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rioolbuis de oorzaak is van de overlast en dat gedaagde 1, eigenaar van de woning aan [adres 2], verantwoordelijk is voor de rioolbuis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers gemachtigd worden om de rioolbuis af te sluiten en te saneren, maar dat gedaagde 1 de gelegenheid krijgt om zelf een nieuwe riolering aan te leggen. De vordering tot het betalen van een voorschot is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de erfdienstbaarheid van gedaagde 1 niet kan worden opgeheven, omdat er nog steeds een redelijk belang is bij het lozen van rioolwater via de rioolbuis. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van de eisers, met uitzondering van de kosten in de procedure tegen gedaagde 2, die zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel
zaak- / rolnummer: C/09/611061 / HA ZA 21-403
Vonnis van 12 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] te [plaats 1],

2.
[eiser 2]te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. H.C.M. Kortman te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] te [plaats 1],

gedaagde,
advocaat mr. T. Kroes te Utrecht,

2.[gedaagde 2] te [plaats 2],

gedaagde,
niet verschenen.
Eisers worden hierna [eisers] (meervoud) genoemd. De gedaagden worden [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] en gezamenlijk gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 12 april 2021, met producties;
 het tussenvonnis van 12 mei 2021 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
 de akte met producties aan de zijde van [eisers];
 de akte depot met een USB-stick met opname aan de zijde van [eisers];
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 juli 2021;
 de conclusie van antwoord; en
 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 oktober 2021, met daaraan gehecht de door [eisers] (deels) uitgesproken spreekaantekeningen inclusief wijziging van eis.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 oktober 2021 is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen van feitelijke aard op het proces-verbaal te maken. [eisers] hebben hiervan gebruik gemaakt bij brief van 25 november 2021. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van die opmerkingen, tenzij anders aangegeven.
1.3.
Ten slotte heeft de rechtbank de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn eigenaars van de woning en het perceel gelegen aan de [adres 1] in [plaats 1] (hierna: nummer 68).
2.2.
[gedaagde 1] is eigenaar van de woning en het perceel gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] (hierna: nummer 66).
2.3.
[gedaagde 2] is eigenaar van de woning en het perceel gelegen aan de [adres 3] in [plaats 1] (hierna: nummer 70).
2.4.
[eisers] ervaren sinds 16 jaar stankoverlast vanuit het riool onder hun woning. Ondanks een gefaseerde vernieuwing van het riool van nummer 68 is de overlast blijven aanhouden. Dat is voor [eisers] aanleiding geweest om het loodgietersbedrijf [X] (hierna: [X]) opdracht te geven om een onderzoek te doen naar de oorzaken van de stankoverlast. Dit heeft geleid tot een rapport van 21 januari 2020 van de heer [Y 1] (hierna: het rapport [X]) met de navolgende inhoud:

Oorspronkelijke situatie
Panden van [straatnaam] 66,68 en 70 hadden oorspronkelijk een gedeelde rioolvoorziening. Nrs. 68 en 70 deelden een gemetselde put onder beide toiletten op de bg. In deze put kwam oorspronkelijk het afvalwater van de standleidingen en alle toiletten van beide woningen bij elkaar. Deze put loosde via een gemetselde doorgang onder de marmeren gangvloer van nr 70 op een betonriool dat half boven de grond in de kruipruimte van nr 70 ligt en afwatert richting de achtertuin.
Het riool van 66 watert ook af naar de achtertuin alwaar alles wordt opgevangen in een oude rioolput vlak buiten de huidige gevel van de aanbouw (onder het terras) en vervolgens overloopt en een grote eivormige betonnen buis parallel aan de achtergevels naar en in het perceel van 68. (Waarneming bewoners 66 tijdens verbouwing 1992).
In de kruipruimte van 68 ligt ongeveer 1 meter onder de grond over de gehele lengte van de woning een betonriool waarin beide stromen samenkomen en afwateren richting de [straatnaam] en via de voortuin van 68 uiteindelijk lozen op het gemeenteriool.
Problemen en reeds gedane aanpassingen
Volgens de bewoner van nr 68 is er al meer dan 20 jaar sprake van periodieke stankoverlast en (in ieder geval vanaf 2014) ook van overlast van ongedierte/ratten in de kruipruimte.
De riolering van nr 68 is in 1997/2000 door de vorige bewoners vrijwel volledig vervangen door pvc. Hierbij zijn aansluitpunten van het toilet bg en de toiletstandleiding opgevangen en is een nieuw pvc grondriool aangelegd dat onder de houten woonkamervloer loopt en in de voortuin aangesloten is op het bestaande oude riool. In 2015/2016 is door huidige bewoner de keukenvloer en de (met 70 gedeelde) hemelwaterafvoer aan de achterzijde ook op dit pvc grondriool aangesloten. Tevens is een oude gemetselde put in het terras van de achtertuin buiten werking gesteld en gedempt. Sindsdien is er geen oud riool meer in werking voor nr 68.
In 2016 is het toilet bg en de standleiding van nr 70 ook op pvc gezet en aangesloten op het bestaande betonriool in de kruipruimte van nr 70. Tevens is de gemetselde put onder beide toiletten gedempt met zand.
NB: Ten tijde van de aanpassingen in 2015/16 was ons overigens niet bekend dat het riool onder nr 70 (en het riool van nr 66) loosde via het betonriool in de kruipruimte van nr 68. Het vermoede was (ook obv documentatie van de gemeente) dat het riool van nr 70 aansloot op een riool in de doorgang tussen nr 70 en nr 72 en vanaf daar naar het gemeenteriool van de [straatnaam]. Zie ook ons onderzoek d.d. 8-10-2014.
Recente bevindingen
Bij onderzoek van 28 oktober en 1 november 2019 is het betonriool in de kruipruimte van 68 gevonden en gebleken dat zowel nr 70 als nr 66 via deze verbinding lozen op het gemeenteriool. Tevens is gebleken dat dit riool ernstige gebreken vertoont en dat dit overlast veroorzaakt. Er zijn boven dit riool sinkholes en door ongedierte gegraven gangen aangetroffen waaruit een rioollucht kwam. Het is aannemelijk dat de gebreken ontstaan zijn door verzakking. Volgens bewoners van 66 is het riool waarschijnlijk in een oude sloot aangelegd die daar oorspronkelijk gelegen heeft. Ter hoogte van die sloot (en dus het riool) zijn duidelijk verzakkingen waar te nemen in het koetshuis van nr 66.
De staat van het betonriool van nr 70 is zeer slecht. Onlangs zijn hier wel provisorische de ergste zichtbare scheuren door ons hersteld maar het is te verwachten dat hier binnen afzienbare termijn weer problemen ontstaan.
Over de staat van het riool onder de terrassen en de serre is niet veel met zekerheid te zeggen. Het is aannemelijk dat ook hier (door verzakking) gebreken zijn ontstaan. In de kruipruimte bij de achtergevel van 68 zijn door de bewoner gangen van ratten geconstateerd en in de kelder hangt soms een putlucht die mogelijk onder de serre vandaan kan komen.
Bij onderzoek van nr 72 is geconstateerd dat zij een eigen pvc rioolaansluiting hebben op het gemeenteriool. De bewoners van 66 (ook eigenaren van 64) verklaren dat nr 64 ook een eigen aansluiting heeft op het gemeente riool. De problematiek beperkt zich dus tot de panden 66, 68 en 70.
Mogelijke oplossingen en aanbevelingen
Het opsporen en herstellen van alle gebreken in het huidige oude systeem is geen optie. Hiervoor zouden de vloeren, terrassen en serre van 68 en 70 open moeten om het huidige betonriool te ontgraven en inspecteren. Naast de hoge kosten (die hiervoor ook niet te begroten zijn) is het aannemelijk dat door een dergelijke operatie extra schade aan het systeem of de funderingen ontstaat. Tevens zal er een situatie ontstaan dat de woonkamer niet meer leefbaar is in verband met grote bouwwerkzaamheden.
Ook meer innovatieve werkwijzen binnen het bestaande systeem, zoals een pvc riool of kous binnenin de betonnen buizen of reparatie van binnenuit met hars, bieden geen oplossing omdat de normen t.a.v. de verankering/stabiliteit en het afschot niet kunnen worden gegarandeerd.
De optie om alleen het betonriool onder nr 68 af te koppelen, de rest van het systeem te handhaven en via de doorgang tussen 70 en 72 te laten lozen op het gemeente riool, biedt ook geen garantie dat de overlast volledig zal verdwijnen. Het betonriool onder 70 is immers in zeer slechte staat en het is ook aannemelijk dat het riool onder de terrassen en de serre gebreken heeft. De kans is groot dat deze delen overlast blijven veroorzaken en in dat geval zal er wederom een aanpassing gedaan moeten worden.
De beste oplossing is om voor zowel 66 en 70 nieuwe pvc riolen aan te leggen, het oude systeem volledig af te koppelen en te laten indrogen. Voor 70 is de makkelijkste en goedkoopste oplossing om het pvc riool van het toilet bg, de standleiding en alle andere afvoeren via een nieuw pvc grondriool onder de houten vloer door de voorgevel via de voortuin te laten aansluiten op het gemeente riool. […]
Voor 66 ligt de oplossing wat complexer. Volgens waarnemingen van bewoners is er geen kruipruimte onder de vloer en is een vergelijkbare oplossing als bij 70 en 68 niet mogelijk. De haalbaarheid van de route over eigen grond via de achtertuin en het oprijpad naar de Koninginnelaan is vanwege de grote afstand, het benodigde afschot en mogelijke obstakels ook onzeker. Als het wel mogelijk is zullen de kosten zeer aanzienlijk zijn. Een nieuwe route over het perceel van 68 in de richting van de [straatnaam] is hier de makkelijkste en goedkoopste oplossing. Wij adviseren dan ook om de pvc afvoeren onder het terras aan de achterzijde van 66 aan te sluiten op een nieuw pvc riool dat via de achtertuin van 68, in de grond onder de schuur op het bestaande betonriool in de voortuin van 68 wordt aangesloten of via deze route een eigen aansluiting op het gemeenteriool op de [straatnaam] te realiseren. Tevens adviseren wij om de rioolput in de achtertuin van 66 te dempen.’
2.5.
In 2019 en 2020 hebben partijen, mede aan de hand van het advies van [X], overleg gevoerd over een oplossing van de problematiek. Dit overleg heeft niet geleid tot een minnelijk regeling. Het laatste bericht dat [gedaagde 1] in het kader van dat minnelijk overleg gestuurd heeft, dateert van 26 juli 2020 en heeft de volgende inhoud:

Volgend op jullie voorstel heeft [gedaagde 2] een expert laten kijken naar het riool.
Zijn conclusie is conform die van Loodgietersbedrijf [X], alhoewel zijn oplossing daarvan mogelijk minder duur is.
Dit laat onverlet dat onze standpunten met betrekking tot de uitleg/invulling van de erfdienstbaarheid van het riool en daarmee de verantwoordelijkheid voor de kosten volledig uiteen liggen. Ons voorstel om jullie niet alleen de kosten te laten dragen, hetgeen uit de erfdienstbaarheid van het riool juridisch voortvloeit, maar pondspondsgewijs bij te dragen in de kosten, hebben jullie bij herhaling afgewezen (4 x). Wellicht ten overvloede wijzen wij jullie nogmaals op artikel 5:73 BW.
Wij trekken ons voorstel in. Wij wachten jullie brief en een daaropvolgende gerechtelijke beslissing af.’
2.6.
In oktober 2021 heeft [gedaagde 2] een eigen aansluiting op het gemeentelijk riool gerealiseerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, zakelijk weergegeven en na een wijziging van eis, dat de rechtbank:
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordelen tot het betalen van een voorschot op de kosten die [eisers] moeten maken om het riool te saneren, vooralsnog begroot op een bedrag van € 3.000 per gedaagde;
de erfdienstbaarheid voor het hebben van een riolering in de grond van nummer 68 respectievelijk het mogen lozen van rioolwater via nummer 68, voor zo ver die via verjaring is ontstaan, opheft; en
[eisers] als eerste machtigt tot het afsluiten en saneren van het riool van [gedaagde 1], die zich in de kruipruimte van nummer 68 bevindt (hierna: de rioolbuis), waarbij de kosten op [gedaagde 1] worden verhaald.
3.2.
[eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat het riool van nummer 66 en 70 onrechtmatige overlast veroorzaakt. Deze overlast kan worden beëindigd op de wijze zoals voorgesteld in het rapport [X]. Om aan deze aanbevelingen uitvoering te kunnen geven en nu [gedaagde 1] weigert haar medewerking te verlenen, dient [eisers] gemachtigd te worden om de rioolbuis af te sluiten en te saneren. Verder heeft [eisers] recht op een voorschot en dienen de erfdienstbaarheden opgeheven te worden, voor zover deze via verjaring zijn ontstaan.
3.3.
[gedaagde 1] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, ingaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
[gedaagde 2] is niet verschenen in deze procedure en tegen hem is verstek verleend. [gedaagde 1] is wel verschenen, zodat ook de procedure jegens [gedaagde 2] op tegenspraak behandeld wordt.
4.2.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de drie vorderingen van [eisers] zal zij eerst beoordelen of de rioolbuis de oorzaak is van de door [eisers] gestelde overlast. Vervolgens zal worden beoordeeld wie eigenaar is van de rioolbuis. De beantwoording van deze twee voorvragen beperkt zich tot de rechtspositie van [gedaagde 1]. [gedaagde 2] heeft inmiddels voor eigen rekening de riolering van nummer 70 aangesloten op de gemeentelijke riool, zodat de beantwoording van deze vragen ten aanzien van [gedaagde 2] niet langer relevant zijn. Wel kan de rechtspositie van [gedaagde 2] in het geding zijn bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde 2] moet bijdragen aan het betalen van een voorschot voor de saneringskosten en of hij via verjaring een erfdienstbaarheid verkregen heeft.
Veroorzaakt de rioolbuis overlast? Ja.
4.3.
[eisers] ruiken, sinds zij eigenaar zijn van nummer 68, met enige regelmaat een rioollucht in hun woning. Dat wordt niet betwist door [gedaagde 1]. [eisers] stellen dat deze stankoverlast veroorzaakt wordt door de rioolbuis. In de conclusie van antwoord stelt [gedaagde 1] zich op het standpunt dat [eisers] echter niet hebben aangetoond wat de oorzaak is van deze stankproblematiek. Dit standpunt is gezien de inhoud van het rapport van [X] en door [eisers] in het geding gebrachte foto- en video-opnames onvoldoende onderbouwd. [X] heeft een gedetailleerde beschrijving van de rioolbuis gegeven en een analyse gegeven van de oorzaken van de door [eisers] ervaren problematiek. Het had op de weg van [gedaagde 1] gelegen om haar verweer nader te specificeren. Bij de beoordeling van de stellingen van partijen kent de rechtbank ook een groot gewicht toe aan de omstandigheid dat de rioolbuis meer dan honderd jaar oud is en het bij een dergelijke ouderdom niet ongebruikelijk is dat de door [X] beschreven gebreken ontstaan.
4.4.
De omstandigheid dat [X] de delen van de rioolbuis die onder het terras en de serre liggen niet heeft kunnen onderzoeken, maakt niet dat de conclusies ten aanzien van de andere delen van de riolering aangetast worden. Immers, een goed functionerende rioolbuis dient volledig afgesloten te zijn en uit het rapport van [X] blijkt dat dat niet het geval is. Dat [X] tevens geoffreerd heeft voor het plaatsen van een nieuwe riolering, en daarmee ten aanzien van de oplossing van de problematiek niet geheel onafhankelijk is, maakt nog niet dat de analyse op inhoudelijke gronden ondeugdelijk is. Zoals hiervoor overwogen, is [gedaagde 1] er niet in geslaagd om de inhoud van het rapport van [X] voldoende gemotiveerd en gespecificeerd te weerleggen. Bovendien is het standpunt van [gedaagde 1] in deze procedure, zonder nadere toelichting, niet te verenigen met de opstelling van [gedaagde 1] in het overleg dat partijen hebben gevoerd voorafgaand aan deze procedure over het vervangen van de bestaande riolering. Uit de e-mailberichten die door of namens [gedaagde 1] gestuurd zijn, blijkt dat zij de probleemanalyse van [X] juist onderschrijft. De conclusie is dan ook dat in rechte vaststaat dat de rioolbuis de oorzaak is van de door [eisers] ervaren problematiek.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] bovendien voldoende onderbouwd hebben dat de overlast ernstig is. In het algemeen geldt dat een rioollucht bijzonder hinderlijk is en ongezond kan zijn. Een bijzonder gewicht wordt toegekend aan de omstandigheid dat [eisers] met foto- en video-opnames voldoende hebben onderbouwd dat door/via de gaten in de rioolbuis ratten naar buiten komen althans dat deze gangen graven onder de woonkamer van nummer 68. Ook de aanwezigheid van ratten(holen) maakt dat sprake is van ernstige overlast.
Wie is eigenaar van de rioolbuis? [gedaagde 1].
4.6.
[gedaagde 1] is alleen gehouden (financieel) bij te dragen aan het realiseren van een oplossing voor het wegnemen van de gestelde overlast, indien zij (mede-)eigenaar is van de rioolbuis. De eigendom van de rioolbuis is tussen partijen in geschil.
4.7.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde 1] is dat de rioolbuis moet worden aangemerkt als (een onderdeel van) een netwerk. Indien dat zo is, dan zou de gemeente [plaats 1] mogelijk eigenaar zijn van de rioolbuis en zijn de vorderingen van [eisers] om die reden niet toewijsbaar jegens haar, aldus [gedaagde 1]. In dit verband heeft zij een beroep gedaan op (het overgangsrecht bij) artikel 5:20 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). In deze wettelijke bepaling is opgenomen dat het eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toebehoort aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. De rechtbank overweegt dat deze bepaling niet van toepassing is op de rioolbuis, nu deze regeling betrekking heeft op netwerken (zoals het gemeentelijk rioolnetwerk) en niet op rioolaansluitingen van individuele woningen. De rechtbank zal het verweer van [gedaagde 1] dat gebaseerd is op de stelling dat de riolering moet worden aangemerkt als een (deel)netwerk verder terzijde laten.
4.8.
De hoofdregel luidt dat het eigendom van de grond tevens omvat werken die duurzaam met de grond verenigd zijn (zie artikel 5:20 lid 1 sub e BW). Op basis van deze hoofdregel zou [eisers] eigenaar zijn van de rioolbuis. Dit is anders indien de rioolbuis een bestanddeel van nummer 66 (geworden) is. Een bestanddeel is al hetgeen dat volgens de verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt (artikel 3:4 lid 1 BW). Voor de beantwoording van de vraag of de rioolbuis al dan niet bestanddeel van nummer 66 vormt, is het volgende relevant.
4.9.
[eisers] heeft in dit verband aangevoerd dat nummer 66 eerder gebouwd is dan de nummers 68 en 70 en dat er veel tijd tussen de bouw van de verschillende woningen zit. Bij de bouw van nummer 66 is de rioolbuis in de naastgelegen greppel, die gelegen is op het perceel van nummer 68, aangelegd, kennelijk omdat dat het meest eenvoudig was. Later is nummer 68 over de rioolbuis heen gebouwd.
4.10.
[gedaagde 1] stelt dat uit de door haar in het geding gebrachte stukken volgt dat nummer 66 in 1903 is gebouwd is en dat het perceel gesticht is in 1904 door de toenmalig eigenaar [Z] (hierna: [Z]). Vervolgens heeft [Z] in 1904 nummer 68 gebouwd en in 1905 nummer 70, beide gebouwd op het perceel gemeente [plaats 1], sectie D, nummer 1582 (hierna: perceel 1582). De kadastrale stichting van de percelen van de huidige nummers 68 en 70, zo zou uit de stukken die [gedaagde 1] in de procedure heeft gebracht volgen, heeft in 1905 respectievelijk 1906 plaatsgevonden. Uit de omstandigheid dat de nummers 66, 68 en 70 door een en dezelfde persoon gebouwd zijn in een relatief korte periode leidt [gedaagde 1] af dat de rioolbuis als hoofdriool ten behoeve van alle drie de woningen is aangelegd. Ook uit de omstandigheid dat de riolering van de nummers 66, 68 en 70 in een T-vorm zijn aangelegd bevestigt dat de drie woningen gezamenlijk op een rioolnet zijn aangelegd.
4.11.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat nummer 66 als eerste gebouwd is. Ook is niet in geschil dat de rioolbuis aanwezig is sinds de bouw van nummer 66. De aanwezigheid van een septische tank in de achtertuin van nummer 66 is hiervoor geen contra-indicatie, nu deze tank ook de functie van overloop kan vervullen. Dat de rioolbuis is aangelegd ten behoeve van alle drie de woningen is onvoldoende onderbouwd door [gedaagde 1]. De rechtbank laat hierin meewegen dat de woningen weliswaar na elkaar gebouwd zijn, maar de omstandigheid dat de periode waarin de verschillende woningen gebouwd zijn (1903 – 1905) meer dan twee jaar omvat, is een contra-indicatie om van één bouwplan te kunnen spreken. [gedaagde 1] heeft de bewijslast van de stelling dat ondanks dat nummer 66 eerder gebouwd is toch sprake is van één bouwplan en daarom had het op haar weg gelegen om stukken in het geding te brengen waaruit dat blijkt. Dat heeft zij niet gedaan. Een andere contra-indicatie voor de stelling van [gedaagde 1] is dat de nummers 68 en 70 losstaan van nummer 66, gezamenlijk op perceel 1582 gebouwd zijn en ook een ander uiterlijk hebben dan nummer 66. De omstandigheid dat de grond oorspronkelijk in handen was van één eigenaar ([Z]) in wiens opdracht de woningen gebouwd zijn, is ook niet van voldoende gewicht, nu de splitsing van de percelen er op wijst dat [Z] de woningen heeft gebouwd ten behoeve van bewoning door derden. Ten slotte laat de rechtbank meewegen dat het best kan zijn dat om financiële reden gekozen is voor één aansluiting op het riool, maar dat argument is niet onderscheidend nu het evengoed opgaat voor de situatie dat nummers 68 en 70 later zijn aangesloten op de rioolbuis.
4.12.
De rechtbank concludeert dan ook dat de rioolbuis in eerste instantie is aangelegd voor- en uitsluitend gebruikt is door nummer 66. Overwogen wordt dat de rioolbuis, die niet in de grond onder nummer 66 gelegen is, naar de verkeersopvatting een onderdeel is van nummer 66 omdat de rioolbuis geen zelfstandige functie heeft en dat tegelijkertijd te gelden heeft dat de hoofdzaak (nummer 66) zonder de rioolbuis als onvoltooid moet worden beschouwd. Dit betekent dat de rioolbuis een bestanddeel is van nummer 66 en daarmee eigendom van de eigenaar van nummer 66. De omstandigheid dat de riolering van de nummers 68 en 70 later zijn aangesloten op de rioolbuis heeft geen wijziging in de eigendom van de rioolbuis gebracht.
Mogen [eisers] de rioolbuis afsluiten en saneren? Ja, maar onder voorwaarden.
4.13.
In artikel 5:37 BW is bepaald dat een eigenaar van een erf geen onrechtmatige hinder mag veroorzaken. Dat is nu wel het geval, zoals ook overwogen 4.5. Door de gebreken aan de rioolbuis ervaren [eisers] overlast van stank en ongedierte. Deze overlast is voldoende ernstig dat sprake is van onrechtmatige hinder. [gedaagde 1] dient maatregelen te treffen om deze onrechtmatige hinder te beëindigen.
4.14.
[eisers] hebben met het rapport van [X] voldoende onderbouwd dat het opsporen en herstellen van de scheuren en gaten in de rioolbuis bouwtechnisch en economisch geen goede optie is. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden dienen ingrijpende werkzaamheden te worden uitgevoerd waaronder het openen van de vloeren van nummer 68. Bovendien bestaat het risico dat bij die werkzaamheden schade ontstaat aan het (huidige) rioolsysteem en de funderingen van nummer 68. De beste oplossing volgens [X] is het afsluiten en saneren van de rioolbuis en het aanleggen van een nieuw riool voor nummer 66 onder de fietsenstalling/schuur van nummer 68. Deze analyse en conclusie is door [gedaagde 1] in de fase voorafgaand aan de procedure onderschreven, waarbij zij verwezen heeft naar een
second opinionvan een andere aannemer / loodgieter. [gedaagde 1] heeft onvoldoende toegelicht waarom zij in de conclusie van antwoord van dit eerder ingenomen standpunt is afgeweken. Derhalve is onvoldoende weersproken dat de door [X] voorgestelde oplossing de beste is en deze zal dan ook ten grondslag liggen aan de verdere beoordeling.
4.15.
Hoewel het voor de hand ligt dat [gedaagde 1] als eigenaar van de rioolbuis ook de afsluiting en sanering ter hand neemt, ziet de rechtbank aanleiding om [eisers] hiertoe te machtigingen nu de rioolbuis onder hun woning ligt en de uitvoering van de werkzaamheden in nauwe samenwerking met [eisers] moet worden uitgevoerd. Aan deze machtiging wordt wel de voorwaarde verbonden dat [gedaagde 1] de gelegenheid krijgt om – voor eigen rekening – een nieuwe riolering aan te leggen in de grond van nummer 68 (zoals nader overwogen in 4.18 – 4.20). De rechtbank acht een periode van zes maanden een redelijke termijn voor het aanleggen van een nieuwe riolering. Bij het bepalen van deze termijn is rekening gehouden met eventueel vorstverlet en het beperkte aanbod van en de daaruit voortvloeiende wachttijden voor loodgietersdiensten. Indien [gedaagde 1] eerder een nieuwe riolering heeft aangelegd, kunnen [eisers] eerder overgaan tot het afsluiten en saneren van de rioolbuis. De rechtbank geeft partijen in overweging gezamenlijk een aannemer/loodgieter een opdracht te geven om zowel de saneringswerkzaamheden als de aanleg van een nieuwe riolering voor nummer 66 uit te voeren.
4.16.
De rechtbank begrijpt verder dat [eisers] een veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten voor het afsluiten en saneren van de rioolbuis wensen. Dit onderdeel van de vordering kan slechts voor een deel worden toegewezen. Weliswaar is [gedaagde 1] eigenaar van de rioolbuis, de nummers 66, 68 en 70 hebben in min of meer gelijke mate gebruik gemaakt van de rioolbuis en dus ook in min of meer gelijke mate bijgedragen aan de slijtage van de rioolbuis. Dit gebruik heeft de scheuren en gaten in de rioolbuis mede veroorzaakt en deze scheuren en gaten zijn de oorzaak van de onrechtmatige overlast. Tegen deze achtergrond zijn ook [eisers] en [gedaagde 2] gehouden bij te dragen aan de kosten voor het saneren van de rioolbuis. [gedaagde 1] wordt derhalve veroordeeld tot het betalen van een bijdrage van één derde van de in redelijkheid door [eisers] gemaakte kosten voor het afsluiten en saneren van de rioolbuis.
Moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een voorschot betalen? Nee.
4.17.
[eisers] vorderen een voorschot van € 3.000 van ieder van de gedaagden. De hoogte van het gevorderde voorschot ten aanzien van de saneringswerkzaamheden is niet onderbouwd met enig stuk – bijvoorbeeld een gespecificeerde offerte van een aannemer of loodgieter – zodat deze jegens beide gedaagden afgewezen zal worden. Deze onderbouwing had wel mogen worden verwacht nu [eisers] tijdens de zitting van 8 juli 2021 hebben verklaard dat het afsluiten van het riool niet heel duur lijkt te zijn, tenzij blijkt dat er een put aanwezig is. De advocaat van [eisers] heeft tijdens diezelfde zitting aangevoerd dat het onduidelijk is hoe duur het saneren van de oude buis is. In het licht van deze verklaringen is het gevorderde – en bij eisvermeerdering verhoogde – voorschot onvoldoende onderbouwd. De eerste vordering wordt derhalve afgewezen.
Mogen de erfdienstbaarheden opgeheven worden? Nee.
4.18.
Tevens vorderen [eisers] de opheffing van de erfdienstbaarheid. De vraag rijst of nog enig procesbelang bestaat bij de beoordeling van deze vordering nu [gedaagde 2] inmiddels op eigen grond de riolering van nummer 70 heeft aangesloten op het gemeentelijk riool. Maar zelfs als [eisers] nog een belang hebben bij hun vordering jegens [gedaagde 2] dan komt de rechtbank niet toe aan de vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid van [gedaagde 2]. De vordering beperkt zich tot de erfdienstbaarheid voor zo ver die door verjaring is ontstaan. De rechtbank kan niet ambtshalve de verjaring inroepen. Dat kan alleen de partij doen die meent aanspraak te kunnen maken op een erfdienstbaarheid via verjaring. Nu niet gebleken is dat [gedaagde 2] zich op een erfdienstbaarheid via verjaring beroepen heeft, is er geen erfdienstbaarheid ontstaan en deze kan dus ook niet worden opgeheven.
4.19.
In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een erfdienstbaarheid voor het aanwezig mogen hebben van de rioolbuis in de grond van nummer 68. Wel zou via verjaring een erfdienstbaarheid van riool ontstaan zijn, waarbij nummer 68 te dulden heeft dat nummer 66 haar rioolwater kan lozen via de rioolbuis. Deze erfdienstbaarheid zou zijn ontstaan onder het Oud Burgerlijk Wetboek, aldus [gedaagde 1]. Deze stelling is niet inhoudelijk weersproken door [eisers] zodat de rechtbank aanneemt dat ten behoeve van nummer 68 via verjaring een erfdienstbaarheid voor het mogen lozen van rioolwater via perceel 68 ontstaan is.
4.20.
De rechtbank begrijpt dat de opheffing van de erfdienstbaarheid van [gedaagde 1] op de grond van artikel 5:79 BW is gestoeld. In deze bepaling is opgenomen dat de eigenaar van het dienende erf (i.c. [eisers]) een erfdienstbaarheid kan opheffen, indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf (i.c. [gedaagde 1]) geen redelijk belang heeft bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren. Weliswaar is de huidige rioolbuis niet langer geschikt voor gebruik en heeft [eisers] het recht om de rioolbuis die onrechtmatige hinder veroorzaakt af te sluiten en te saneren. Dit betekent dat [gedaagde 1] de rioolbuis na afsluiting niet meer kan gebruiken voor de uitoefening van haar recht van erfdienstbaarheid. Maar dat neemt niet weg dat zij haar recht van erfdienstbaarheid op een andere manier kan uitoefenen. Tussen partijen staat immers vast dat het wel mogelijk is, en zelfs de voorkeur heeft, om onder de fietsenstalling/schuur van nummer 68 een nieuwe riolering voor nummer 66 aan te leggen. [eisers] hebben tijdens de zitting bevestigd dat zij nog steeds bereid zijn om hun medewerking te verlenen aan het realiseren van een riolering voor nummer 66 via dat tracé. [gedaagde 1] kan dus gebruik blijven maken van haar recht van erfdienstbaarheid om via perceel 68 rioolwater te lozen. Daarnaast heeft [gedaagde 1] een redelijk belang bij het mogen lozen van rioolwater via nummer 68 naar het gemeentelijk riool omdat dit de kortste route naar het gemeentelijke riool is. Aan de voorwaarden voor opheffing is dus niet voldaan. De vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid van [gedaagde 1] wordt afgewezen.
4.21.
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank nog dat het recht van erfdienstbaarheid enkel het recht geeft om via nummer 68 te lozen. De eigenaar(s) van nummer 68 hebben geen verplichting tot en de eigenaar(s) van 66 kan geen aanspraak maken op een bijdrage van de eigenaar(s) van nummer 68 in het onderhoud en vervangen van de rioolbuis die gebruikt wordt om te kunnen lozen.
Proceskostenveroordeling
4.22.
[eisers] hebben geen proceskosten gevorderd, zodat de rechtbank deze zelfstandig zal begroten (vgl. HR 28 november 1986,
NJ1987/380).
4.23.
[gedaagde 1] zal als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten aan de zijde van de [eisers] Deze proceskosten worden begroot op een bedrag van € 2.465,51 (€ 106,01 explootkosten, € 952 aan griffierecht en € 1.407,50 (gebaseerd op 2 1/2 punten á
€ 563 (tarief II)) aan advocaatkosten).
4.24.
Geen van de – bij akte van eiswijziging ingestelde – vorderingen jegens [gedaagde 2] wordt toegewezen. Volgens de hoofdregel van artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zouden [eisers] in dat geval in de proceskosten veroordeeld dienen te worden. In de omstandigheid dat [gedaagde 2] onder druk van deze procedure is overgegaan tot het aanleggen van een eigen rioolaansluiting en [eisers] andere vorderingen jegens hem heeft ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding om de kosten te compenseren.
4.25.
Nu [eisers] bij hun akte eisvermeerdering/-wijziging niet langer de uitvoerbaar bij voorraad verklaring hebben gevorderd, kan deze niet worden toegewezen (zie artikel 233 lid 1 Rv).

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
machtigt [eisers] tot het (laten) afsluiten en saneren van de rioolbuis na zes maanden na heden of zoveel eerder als [gedaagde 1] een eigen riolering heeft gerealiseerd, en bepaalt dat [gedaagde 1] één derde van de in redelijkheid door [eisers] gemaakte kosten voor het afsluiten en saneren van de rioolbuis aan [eisers] dient te betalen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten aan de zijde van de [eisers] tot op heden begroot op € 2.465,51;
5.3.
compenseert de proceskosten ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde 2], in die zin dat [eisers] en [gedaagde 2] ieder de eigen kosten dragen; en
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op
12 januari 2022 door mr. D. Nobel, rolrechter.