ECLI:NL:RBDHA:2022:11199
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling van Albanese nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd aan een vreemdeling van Albanese nationaliteit. De vreemdeling, eiser, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 12 november 2021 was genomen. In dit besluit werd aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd, waarbij verweerder een termijn voor vrijwillig vertrek had onthouden.
Tijdens de zitting op 28 februari 2022 was eiser niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris met bericht van verhindering afwezig was. Eiser betwistte de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit, stellende dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland of een andere EU-lidstaat. Eiser voerde aan dat het terugkeerbesluit niet de nationaliteit en het land van herkomst bevatte, wat volgens hem in strijd was met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had aangetoond. Eiser had geen documenten overgelegd die zijn verblijfsrecht konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit rechtmatig was, omdat het expliciet vermeldde dat eiser diende terug te keren naar Albanië. De beroepsgrond van eiser werd verworpen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.