Uitspraak
uitspraak
RECHTBANK DEN HMG
1,V-nummer: [V-nummer]
[verzoekster 2] ,verzoekster 2, V-nummer: [V-nummer] hierna gezamenlijk: verzoekers
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 maart 2022, is het verzoek van de verzoekers om vergoeding van proceskosten toegewezen. De zaak betreft de verzoekers, die in beroep zijn gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De verzoekers hebben op 10 januari 2022 en 19 januari 2022 beroep ingesteld, omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 23 februari 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken en de rechtbank hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De verweerder heeft op 21 maart 2022 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van de verzoekers te vergoeden tot een bedrag van € 379,50. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten, omdat de verweerder te laat heeft beslist op hun aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld en dat de zaak als samenhangend kan worden beschouwd, wat invloed heeft op de hoogte van de vergoeding.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die als kennelijk gegrond zijn toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 maart 2022.