ECLI:NL:RBDHA:2022:11174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/636258 KG ZA 22/895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugbetaling van aanbetaling en opheffing van beslag tussen 2B Recreatie B.V. en Recrea-Park B.V.

In deze zaak, die op 25 oktober 2022 werd behandeld, vorderde 2B Recreatie B.V. in kort geding de terugbetaling van € 800.000,-- van Recrea-Park B.V. Dit bedrag was eerder betaald als aanbetaling voor interieurpakketten die nooit zijn geleverd. De partijen hadden op 2 juli 2020 een overeenkomst gesloten voor de levering van 46 recreatiewoningen, maar na een geschil over de kwaliteit van de geleverde woningen, werd besloten de overeenkomst te beëindigen en opnieuw te onderhandelen. De onderhandelingen leidden echter niet tot een nieuwe overeenkomst. 2B Recreatie stelde dat zij recht had op terugbetaling van het bedrag, terwijl Recrea-Park betoogde dat zij gerechtigd was het bedrag te behouden als aanbetaling voor de nog te leveren interieurpakketten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van 2B Recreatie niet voldoende aannemelijk was en wees deze af. Tevens werd de reconventionele vordering van Recrea-Park tot opheffing van het beslag afgewezen, omdat deze niet was onderbouwd. Beide partijen werden veroordeeld in de proceskosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/636258 / KG ZA 22/895
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 25 oktober 2022
in de zaak van
2B Recreatie B.V.te Velddriel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven,
tegen:
Recrea-Park B.V.te Kesteren (gemeente Neder-Betuwe),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.A.M.F. Galjé-Deckers te Druten.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘2B Recreatie’ en ‘Recrea-Park’.
Aanwezig is mr. T.F. Hesselink, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A. van Tuijl, griffier.
Tevens zijn aanwezig
- aan de zijde van 2B Recreatie [Projectleider], projectleider, en mr. P.W.H. Stassen,
- aan de zijde van Recrea-Park [statutair-directeur], statutair directeur, en mr. G.A.M.F. Galjé-Deckers.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing in conventie en in reconventie

1.1.
Partijen hebben op 2 juli 2020 een overeenkomst gesloten uit hoofde waarvan Recrea-Park 46 recreatiewoningen aan 2B Recreatie zou leveren. 2B Recreatie heeft in verband daarmee een bedrag van € 942.717,90 aan Recrea-Park betaald, welk bedrag hoofdzakelijk afkomstig was van de betaalrekening van 2B Investments B.V., de enig aandeelhouder van 2B Recreatie. Nadat tussen partijen een geschil was ontstaan met betrekking tot de vraag of de op dat moment door Recrea-Park geleverde woningen aan de daaraan gestelde eisen voldeden, zijn zij overeengekomen dat de overeenkomst met betrekking tot het leveren van de recreatiewoningen beëindigd zou worden en dat partijen met elkaar zouden dooronderhandelen met het oog op de totstandkoming van een nieuwe overeenkomst, op grond waarvan Recrea-Park interieurpakketten zou leveren voor nog te ontwikkelen recreatiewoningen. Met betrekking tot het reeds door 2B Recreatie aan Recrea-Park betaalde bedrag zijn partijen overeengekomen dat daarvan een bedrag van € 125.000,-- exclusief btw bestemd zou zijn ter compensatie van reeds door Recrea-Park gemaakte kosten en dat het resterende bedrag van € 800.000,-- bij Recrea-Park zou blijven als voorschot/aanbetaling voor de in het kader van een nieuwe overeenkomst door Recrea-Park aan 2B Recreatie te leveren interieurpakketten.
1.2.
De onderhandelingen tussen partijen hebben uiteindelijk niet tot een nieuwe overeenkomst geleid. 2B Recreatie vordert daarom in conventie (samengevat) Recrea-Park te veroordelen tot terugbetaling van € 800.000,--, althans van een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Recrea-Park in de proceskosten. Ter zitting heeft Recrea-Park een reconventionele vordering ingesteld die strekt tot opheffing van het door 2B Recreatie ten laste van Recrea-Park gelegde conservatoire beslag. 2B Recreatie en Recrea-Park voeren over en weer verweer tegen het gevorderde.
1.3.
Recrea-Park heeft in conventie allereerst aangevoerd dat 2B Recreatie niet ontvankelijk is in haar vordering omdat de betalingen aan Recrea-Park grotendeels zijn verricht door 2B Investments B.V. Tegenover het betoog van 2B Recreatie dat 2B Investments B.V. deze betalingen namens haar heeft gedaan en dat 2B Recreatie in haar relatie tot 2B Investments B.V. gehouden is tot terugbetaling daarvan heeft Recrea-Park haar verweer onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, zodat de voorzieningenrechter daaraan voorbij gaat.
1.4.
Met betrekking tot de vordering in conventie wordt verder het volgende overwogen. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden. Ook als moet worden aangenomen dat 2B Recreatie een spoedeisend belang bij haar vordering heeft, wat Recrea-Park heeft betwist, moet de vordering in conventie worden afgewezen. Daarvoor is het volgende redengevend. Vast staat dat partijen hebben afgesproken dat Recrea-Park interieurpakketten aan 2B Recreatie zou leveren en in verband daarmee zijn overeengekomen dat van de aan Recrea-Park in totaal betaalde som een bedrag van € 800.000,-- exclusief btw bij Recrea-Park zou blijven. Vast staat ook dat de beoogde overeenkomst voor het leveren van de interieurpakketten niet tot stand is gekomen. Tussen partijen is in geschil aan wie dit ligt en ook of er te goeder trouw is onderhandeld. 2B Recreatie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderhandelingen tussen partijen te goeder trouw zijn gevoerd, maar dat deze uiteindelijk niet tot overeenstemming hebben geleid omdat Recrea-Park te hoge prijzen vroeg en onacceptabele voorwaarden stelde, zodat zij nu recht heeft op terugbetaling van het bedrag van € 800.000,--. Recrea-Park heeft echter aangevoerd dat zij er, zeker gelet op de afspraak dat zij de € 800.000,- onder zich mocht houden als aanbetaling, gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er een overeenkomst met betrekking tot de interieurpakketten tot stand zou komen, dat dit nog steeds mogelijk is en dat het onaanvaardbaar is dat 2B Recreatie de onderhandelingen eenzijdig en zonder goede reden, dus niet te goeder trouw, heeft afgebroken, zeker nu zij daar geen vergoeding voor winstderving (welke het in conventie gevorderde bedrag overstijgt), tegenover stelt. Recrea-Park heeft toegelicht hoe zij tot de aangeboden prijzen is gekomen, en dat deze naar beneden kunnen worden bijgesteld indien er niet (uitsluitend) sprake hoeft te zijn van inbouwinterieur. In het kader van dit kort geding, waarin geen plaats is voor nadere bewijslevering, kan niet worden vastgesteld wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Nu niet in de voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereiste mate aannemelijk is geworden dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen, wordt de vordering van 2B Recreatie afgewezen. Omdat beide partijen hebben gesteld dat zij het bedrag van € 800.000,-- in het kader van hun bedrijfsvoering hard nodig hebben en nu (mogelijk) aan beide zijden sprake is van een restitutierisico, leidt een belangenafweging niet tot een ander oordeel.
1.5. 2
B Recreatie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van dit geding in conventie, zoals hierna onder de beslissing wordt vermeld.
1.6.
Met betrekking tot de vordering in reconventie wordt overwogen dat de beslagstukken niet in het geding zijn gebracht en dat Recrea-Park haar vordering ook overigens in het geheel niet heeft onderbouwd. Dit betekent dat niet beoordeeld kan worden of, zoals Recrea-Park heeft betoogd, het door 2B Recreatie gelegde beslag onrechtmatig is jegens Recrea-Park. Ook de vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
1.7.
Recrea-Park zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding in reconventie, die aan de zijde van 2B Recreatie worden begroot op nihil, nu gesteld noch gebleken is dat 2B Recreatie in het kader van haar verweer tegen deze vordering extra kosten heeft moeten maken.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt 2B Recreatie in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van Recrea-Park begroot op € 6.753,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 5.737,-- aan griffierecht, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
2.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
2.4.
wijst het gevorderde af;
2.5.
veroordeelt Recrea-Park in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van 2B Recreatie begroot op nihil.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. M.A. van Tuijl mr. T.F. Hesselink