ECLI:NL:RBDHA:2022:11158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na overlijden eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, die bij leven een beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, is op 23 maart 2020 overleden. De gemachtigde van eiseres, mr. K. Wevers, heeft op 14 januari 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank moest eerst vaststellen of het beroep ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat eiseres door haar overlijden geen belanghebbende meer was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde geëindigd, aangezien hij niet kon aantonen dat hij een erfgenaam vertegenwoordigde. De rechtbank concludeerde dat de rechtshandeling van het instellen van beroep aan de gemachtigde zelf moest worden toegerekend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2022 in de zaak tussen

wijlen [eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Procesverloop

In het besluit van 17 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij geen dwangsom aan eiseres verschuldigd is.
In het besluit van 8 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
K. Wevers heeft namens eiseres bij brief van 14 januari 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft hierbij een machtiging van eiseres gevoegd van 3 oktober 2017.
Verweerder heeft een afschrift uit de basisregistratie personen overgelegd waarin staat dat eiseres op 23 maart 2020 is overleden.
Het onderzoek ter zitting heeft via Teams plaatsgevonden op 5 september 2022. K. Wevers en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.

Overwegingen

1. Alvorens de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, dient te worden vastgesteld of het beroep ontvankelijk is nu eiseres door haar overlijden geen belanghebbende meer is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Op grond van artikel 2.1. van de Awb kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Op de relatie tussen een belanghebbende en diens gemachtigde zijn, door toepassing van de schakelbepaling van artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de algemene regels van volmacht van titel 3:3 van het BW van toepassing. De regeling van de volmacht van titel 3:3 van het BW is overeenkomstig van toepassing in bestuursrechtelijke verhoudingen als hier aan de orde. De civielrechtelijke regels waarbij aansluiting wordt gezocht zijn te vinden in de artikelen 3:60 tot en met 3:79 BW.
3. De rechtbank stelt vast dat door het overlijden van eiseres voorafgaand aan het indienen van het beroep een omstandigheid als bedoeld in artikel 3:72 van het BW zich heeft voorgedaan waardoor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van K. Wevers is geëindigd. K. Wevers heeft niet gesteld dat hij een of meerdere erfgenamen van eiseres vertegenwoordigt. Daardoor kan niet worden gesteld dat K. Wevers namens een belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb optreedt. Onder deze omstandigheden moet de rechtshandeling van het instellen van beroep worden toegerekend aan K. Wevers zelf. Aangezien hem niet het recht toekomt om tegen het bestreden besluit beroep in te stellen, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. K. Wevers wordt geacht op persoonlijke titel beroep te hebben ingesteld. Hij kan daarin niet worden ontvangen. Dat hij recht zou hebben op de kosten van de bezwaarprocedure indien een veroordeling daartoe wordt uitgesproken, maakt dat niet anders.
4. Het voorgaande betekent dat het beroep ingevolge artikel 8:1 van de Awb niet-ontvankelijk is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet met het bestreden besluit eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.