ECLI:NL:RBDHA:2022:11140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.3719 en NL22.3721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van terugkeerbesluit en inreisverbod van een Egyptische vreemdeling met een aanvraag voor EU-recht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.3719 en NL22.3721. Eiser, een Egyptische vreemdeling, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. Eiser stelt dat hij rechtmatig verblijf heeft op basis van EU-recht, omdat hij op het punt staat te trouwen met een Roemeense vrouw. De rechtbank overweegt dat eiser nog geen aanvraag voor toetsing aan het EU-recht heeft ingediend en dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn voor rechtmatig verblijf. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en zijn vermeende relaties met twee Roemeense vrouwen als tegenstrijdig beoordeeld.

De rechtbank heeft ook de gronden van het terugkeerbesluit en de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij niet terug wil naar Egypte en dat hij geen geldig reisdocument heeft. De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting naar Egypte is en dat de gronden voor het inreisverbod voldoende zijn gemotiveerd. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stellingen en de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3719 en NL22.3721
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van één jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer Z. Gharbaoui. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek aangehouden om verweerder de gelegenheid te bieden om stukken die zien op de gestelde relatie van eiser aan het dossier toe te voegen. Verweerder heeft dit dezelfde dag nog gedaan. De inhoud van deze stukken was op de zitting al besproken en eiser heeft daarop kunnen reageren.
De rechtbank heeft het onderzoek op 15 maart 2022 gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
Over bestreden besluit 1
Toetsing EU-recht
2. Eiser stelt dat hij op 10 april 2022 in Nederland gaat trouwen met een Roemeense vrouw, mevrouw [A] . Eiser gaat daarom een aanvraag doen voor toetsing aan het EU- recht, zodat hij in Nederland mag blijven. Het terugkeerbesluit en inreisverbod kunnen daarom volgens eiser geen stand houden.
3. De rechtbank overweegt dat eiser nog geen aanvraag voor toetsing aan het EU- recht heeft ingediend. Op grond van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 november 20211 beoordeelt de rechtbank in het kader van het terugkeerbesluit of er voldoende concrete aanknopingspunten zijn dat eiser rechtmatig verblijf heeft op basis van het EU-recht.
4. Uit de processtukken blijkt dat een zekere mevrouw [B] op 5 maart 2022 bij de gemeente Den Haag een aanvraag heeft ingediend om te trouwen met eiser. Op 6 maart 2022 heeft mevrouw [A] bij de gemeente Den Haag een aanvraag ingediend om te trouwen met eiser. Beide vrouwen hebben de Roemeense nationaliteit. Op 7 maart 2022 zijn beide aanvragen afgewezen, omdat ze niet volledig waren ingevuld.
5. Tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling heeft eiser niet verklaard over deze Roemeense vrouwen. Wel heeft eiser verklaard over zijn vrouw en kinderen in Egypte. In het gehoor voor de inbewaringstelling heeft eiser verklaard:

Ik wil geld verdienden voor mijn kinderen en vrouw die in Egypte wonen. Als het lukt verhuizen zij hier ook heen.
7. Op 7 maart 2022 is eiser aanvullend gehoord. Tijdens dit verhoor heeft eiser – onder meer – verklaard dat zijn vrouw in Egypte woont en dat hij in Nederland een vriendin heeft, mevrouw [A] , met wie hij samenwoont in haar woning in Pijnacker. Eiser weet het adres niet. Hij is bezig met een scheiding van zijn echtgenote in Egypte. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij mevrouw [A] in Italië heeft leren kennen en dat hij op islamitische wijze (traditioneel) met haar getrouwd is, maar dat hij niet meer weet op welke datum dat is geweest. Tijdens hetzelfde verhoor heeft eiser verklaard dat hij mevrouw [A] heeft leren kennen via de telefoon en dat hij in december 2021 in Duitsland met haar is getrouwd. Ten slotte heeft eiser verklaard dat de foto’s van hem en mevrouw [A] samen, op een mobiele telefoon staan die is achtergebleven in de auto waarin hij zat toen hij op 3 maart 2022 werd aangehouden.
8. Ook mevrouw [A] is gehoord op 7 maart 2022. Uit het proces-verbaal van haar verhoor kan worden afgeleid – voor zover van belang – dat eiser en zij elkaar tweeëneenhalve maand daarvoor voor het eerst hebben ontmoet in de woning van mevrouw [A] in Bleiswijk. Mevrouw [A] heeft verklaard dat zij niet wist dat eiser een vrouw en kinderen heeft in Egypte, dat eiser en zij samenwonen in haar woning in Bleiswijk en dat er geen foto’s zijn waar eiser en zij samen op staan. Verder heeft mevrouw [A] verklaard dat eiser en zij op korte termijn gaan trouwen, eerst voor de islamitische wet en op 22 april 2022 voor de Nederlandse wet.

1.ECLI:NL:RVS:2021:2530.

9. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij ongeveer twee maanden geleden gescheiden is van zijn vrouw in Egypte. Eiser heeft dit verder niet (met bewijsstukken) onderbouwd. Eiser heeft ter zitting ook verklaard dat hij mevrouw [B] , die op 5 maart 2022 een trouwaanvraag heeft ingediend, niet kent.
10. De rechtbank overweegt dat de verklaringen die eiser heeft afgelegd zowel innerlijk als onderling tegenstrijdig zijn en bovendien tegenstrijdig zijn met de verklaring van mevrouw [A] . De rechtbank overweegt verder dat er kennelijk twee Roemeense vrouwen zijn die met eiser willen trouwen en die op twee opeenvolgende dagen daartoe een aanvraag hebben ingediend, terwijl eiser van één van deze vrouwen stelt dat hij haar niet kent en hij heeft verklaard dat hij in Egypte een gezin heeft. Mede gelet op deze opmerkelijke wendingen in eisers (liefdes)leven is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn dat eiser rechtmatig verblijf heeft op grond van het EU-recht. De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van het terugkeerbesluit
11. In het terugkeerbesluit heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
12. Eiser heeft gesteld dat hij de gronden die aan het terugkeerbesluit ten grondslag liggen betwist, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank passeert deze stelling daarom en overweegt dat de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist zijn en het terugkeerbesluit kunnen dragen. De andere gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Het inreisverbod
13. Ten aanzien van het inreisverbod voert eiser aan dat hij naar de EU is gekomen met een visum en dat hij geen strafrechtelijke antecedenten heeft. Daarnaast wil eiser graag werken binnen de EU. Het inreisverbod is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom aan eiser een inreisverbod is opgelegd door er op te wijzen dat eiser de geldigheidsduur van zijn visum heeft overschreden. Dat eiser geen antecedenten heeft en dat hij graag binnen de EU wil werken, betekent niet dat verweerder geen inreisverbod mocht opleggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Over bestreden besluit 2
De gronden van de maatregel van bewaring
15. De maatregel van bewaring heeft dezelfde gronden als het terugkeerbesluit. Voor de betwisting van de gronden en de beoordeling van de beroepsgrond verwijst de rechtbank daarom naar hetgeen is overwogen onder 12. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
16. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast. Zijn persoonlijke omstandigheden zijn niet voldoende meegenomen door verweerder.
17. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, volgt in beginsel het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Daarnaast heeft eiser verklaard niet terug te willen naar Egypte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom is afgezien van een lichter middel, ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
18. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is naar Egypte. Hij beschikt namelijk niet over een geldig reisdocument.
19. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 22 juli 20212, waarin zij heeft geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Egypte niet ontbreekt. Eiser heeft geen aanknopingspunten gegeven voor de veronderstelling dat die situatie nadien is veranderd. De rechtbank is daarom van oordeel dat er op het moment zicht op uitzetting naar Egypte is. Daarnaast merkt de rechtbank op dat er een laissez-passer is aangevraagd voor eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.

2.ECLI:NL:RBMNE:2021:3398.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 maart 2022
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.