ECLI:NL:RBDHA:2022:11137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.C.Ch. Kneuvels, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 1 september 2022, met als reden dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.
Tijdens de zitting, waar ook een tolk aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, onder verwijzing naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL22.17395), waarin de rechtbank ook al had geoordeeld over het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.