ECLI:NL:RBDHA:2022:11134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.20768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59a Vreemdelingenwet; beroep ongegrond en verzoek om schadevergoeding afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 12 oktober 2022, waarbij de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting, waar eiser via videoverbinding aanwezig was en bijgestaan door zijn gemachtigde, is de rechtmatigheid van de bewaring beoordeeld, vooral met het oog op een eventueel verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 19 oktober 2022 is opgeheven, maar dat de rechtmatigheid van de maatregel nog steeds beoordeeld moest worden. De rechtbank concludeerde dat de termijnen van de Vreemdelingenwet in acht zijn genomen en dat er voldoende aanknopingspunten waren dat eiser onder de werking van de Dublinverordening valt. Verweerder heeft gemotiveerd dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, en deze gronden zijn niet bestreden door eiser.

De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat een minder ingrijpende maatregel mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20768
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 19 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is via video-verbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Bruins-Willig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Nu de maatregel met ingang van 19 oktober 2022 is opgeheven, wordt de rechtmatigheid ervan beoordeeld met het oog op eventuele schadevergoeding.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat de termijnen genoemd in artikel 94 van de Vreemdelingenwet in acht zijn genomen.
3. Niet in geschil is dat er concrete aanknopingspunten bestaan dat eiser valt onder de werking van de Dublinverordening, zodat hij op grondslag van artikel 59a van de Vw in bewaring kan worden gesteld. Verweerder heeft gemotiveerd dat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De daartoe opgevoerde gronden zijn niet bestreden.
4. Verweerder heeft verder gemotiveerd dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat met een lichter middel kan worden volstaan. Daarbij is verweerder ingegaan op wat eiser heeft verklaard. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan een minder ingrijpende maatregel was aangewezen.
5. De conclusie is dan ook dat de maatregel van bewaring rechtmatig moet worden geacht.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.