ECLI:NL:RBDHA:2022:11123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.12812
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met medische problematiek en iMMO-rapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, waarop de eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Amsterdam, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Bravo Mougán, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. Y.D. Ancion. Tijdens de zitting op 30 juni 2022 werd ook een tolk in Pidgin Engels ingeschakeld.

De eiser heeft aangevoerd dat hij homoseksueel is en dat hij vanwege zijn geaardheid en zijn betrokkenheid bij een terroristische groepering in Nigeria problemen verwacht. De staatssecretaris heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser betwist, met name met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische problematiek van de eiser, zoals vastgelegd in een rapport van het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO).

De rechtbank oordeelt dat het iMMO-rapport deskundigenadvies is dat zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het de conclusie ondersteunt dat de medische problematiek van de eiser zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren heeft beïnvloed. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van de eiser, inclusief de kosten van het iMMO-rapport, vergoedt tot een totaalbedrag van € 6.768,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.12812
[v nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1996, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

ProcesverloopBij besluit van 8 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig [tolk] in de taal Pidgin Engels, [persoon] en [persoon] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Eiser is door zijn vader betrapt toen hij seks had met zijn [vriend] . De autoriteiten (politie), eisers familie, de gemeenschap en de groep waartoe eiser behoort zijn hierdoor op de hoogte geraakt van eisers geaardheid. Zij zijn het niet eens zijn met eisers geaardheid en zijn op zoek naar hem. Om deze reden verwacht eiser problemen in Nigeria. Verder heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij lid is van de [naam groepering] ) , die door de autoriteiten wordt beschouwd als een terroristische groepering. Ook hierom verwacht hij problemen in Nigeria.
Standpunt verweerder
2.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen;
betrokkenheid bij [naam groepering] en de daaruit voortvloeiende problemen.
2.2
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (element a.) geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen (element b.) en zijn verklaringen over zijn betrokkenheid bij [naam groepering] en de daaruit voortvloeiende problemen (element c.) zijn ongeloofwaardig geacht door verweerder.
Oordeel rechtbank
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten en zijn daarmee samenhangende (on)vermogen om compleet en coherent te kunnen verklaren. Uit eisers medische dossier blijkt dat sprake is van een langlopende medische geschiedenis. In de beroepsprocedure heeft eiser een medische rapportage overgelegd die is opgesteld door het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO).
4. Verweerder heeft zich in reactie op het iMMO-rapport op het standpunt gesteld dat hieruit niet blijkt op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren invloed heeft gehad. Ook heeft het iMMO in het rapport zelf aangegeven dat niet aan de eis uit de uitspraak van de Afdeling [1] van 27 juni 2018 [2] tegemoet kan worden gekomen. Volgens verweerder kan daarom aan het rapport voorbij gegaan worden.
5.1
De rechtbank overweegt dat de Afdeling in voornoemde uitspraak van 27 juni 2018 heeft overwogen dat indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, verweerder hieraan niet voorbij kan gaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Daartoe is wel vereist dat uit het iMMO-rapport blijkt op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld. Het iMMO-rapport moet daartoe vermelden welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het onderzoeksformulier van de FMMU [3] daar deel van uitmaakte. Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Verder is vereist dat uit het rapport blijkt dat de conclusie omtrent het vermogen om consistent te verklaren, niet mede is gebaseerd op de aanname dat de gebeurtenissen waardoor de vreemdeling stelt psychische problemen te hebben gekregen, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het iMMO-rapport moet worden aangemerkt als deskundigenadvies. De rechtbank dient te beoordelen of het iMMO-rapport voldoet aan de vereisten zoals die voortvloeien uit de hiervoor genoemde uitspraak.
5.3
Uit het rapport blijkt dat eiser grote moeite heeft om vragen te begrijpen en te beantwoorden en dat hij problemen heeft met zijn aandacht en concentratie. Sommige testen konden niet goed of niet volledig worden uitgevoerd, omdat eiser het niet begreep. Ook is gebleken dat eiser beperkingen heeft in zijn intellectuele vermogen. In het rapport staat verder dat eiser verschillende kenmerken van PTSS [4] rapporteert en dat hij voldoet aan de criteria van een depressieve stoornis met somberheid, prikkelbaarheid, slaapproblemen, eetlustvermindering, vermoeidheid, concentratieproblemen, gevoelens van schuld en schaamte en zelfmoordgedachten die lange tijd aanhouden en dagelijks aanwezig zijn. Het iMMO heeft geconcludeerd dat eisers klachten typerend zijn voor het door hem in zijn asielrelaas gestelde ondergane geweld en dat eisers psychische problematiek en intellectuele beperkingen ‘zeer waarschijnlijk’ hebben geïnterfereerd met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren over zijn asielrelaas.
5.4
Uit het rapport volgt verder dat een psychiater en arts uitvoerig onderzoek hebben gedaan door middel van anamnese, tests en medische stukken en al deze relevante informatie hebben betrokken bij hun conclusies. Zo heeft het iMMO de
Bourdon-Wiersmatest gedaan voor het vaststellen van problemen in de concentratie, de
PTSS Checklist voor de DSM-5 (PCL-5)voor het vaststellen van klachten die samenhangen met eventuele PTSS en de
Brief Symptom Inventoryvoor het meten van symptomen van psychopathologie voor volwassenen. Het iMMO werkt volgens de richtlijnen van het
Istanbul Protocol, Manual on the Effective Investigation and Documentation of Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishmentvan de Verenigde Naties. Hieruit concludeert de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de wijze waarop het iMMO-rapport tot stand is gekomen, dat duidelijk is op welke gegevens en onderzoeken de conclusies zijn gebaseerd en dat die onderzoeken zijn verricht door deskundigen.
5.5
Verder vermeldt het iMMO, onder verwijzing naar de leeswijzer, dat het vanuit wetenschappelijk oogpunt onmogelijk is te voldoen aan het vereiste van de Afdeling om aan te kunnen geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Volgens het iMMO kan hier slechts in uitzonderlijke gevallen aan tegemoet worden gekomen. Vervolgens legt het iMMO uit waarom eiser niet een dergelijk uitzonderlijk geval is en waarom er voor hem dus geen specifieke onderdelen kunnen worden aangewezen. Dit heeft volgens het iMMO te maken met de gebrekkige intellectuele vermogens en opleiding van eiser, die van chronische aard zijn en betrekking hebben op het gehele functioneren van zijn brein. Ook het wisselend bewustzijnsniveau van eiser ten gevolge van een ernstige depressie, suïcidale gedachten en PTSS spelen hierbij een rol. De rechtbank is van oordeel dat hiermee wordt voldaan aan de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018. Ondanks dat er geen specifieke onderdelen worden aangewezen, wordt in zijn algemeenheid en in het specifieke geval van eiser uitgelegd waarom dat niet mogelijk is. Het gaat in het geval van eiser immers om het gehele functioneren van zijn brein, hetgeen niet beperkt blijft tot bepaalde onderdelen.
5.6
De rechtbank is van oordeel dat het iMMO-rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat daarin op concludente en inzichtelijke wijze is geconcludeerd dat de medische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk interfereerde met zijn vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het iMMO-rapport onvoldoende betrokken bij zijn beoordeling en onvoldoende gemotiveerd dat het iMMO-rapport de tegenwerpingen in het bestreden besluit niet aantast en het als steunbewijs terzijde kan worden geschoven. Verweerder heeft niet aan het rapport voorbij kunnen gaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is eisers beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet gelet op de aard en omvang van het gebrek geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting, bijvoorbeeld door toepassing van de bestuurlijke lus. Zij zal daarom volstaan met een vernietiging. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
7.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor deze zaak vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
7.2
Ook de kosten van het iMMO-rapport komen voor vergoeding in aanmerking, omdat eiser dit rapport in redelijkheid heeft kunnen laten opstellen en het iMMO-rapport aanleiding heeft gegeven tot gegrondverklaring van eisers beroep. De kosten van € 5.250,-, zoals vermeld op de door de gemachtigde van eiser overgelegde factuur, komen de rechtbank daarbij niet onredelijk voor en zijn door verweerder ook niet weersproken. De rechtbank stelt deze kosten dus vast op € 5.250,-, zodat verweerder in totaal een bedrag van € 6.768,- aan eiser dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak; en
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 6.768,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van
mr. V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.De Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
4.Posttraumatische stress-stoornis.