ECLI:NL:RBDHA:2022:11122
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan en weigering afgifte document duurzaam verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL21.6702 en NL21.14036, waarbij eisers, een vader en zijn dochter, in beroep zijn gekomen tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had vastgesteld dat het verblijfsrecht van de vader als gemeenschapsonderdaan op 22 juni 2017 van rechtswege was geëindigd, evenals dat van zijn dochter. De vader, met de Egyptische nationaliteit, en zijn dochter, met de Franse nationaliteit, hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten die hun aanvragen voor een document 'duurzaam verblijf burger van de Unie' afwezen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de vader niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsdocument, omdat hij niet gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland had gehad. De rechtbank heeft ook overwogen dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitviel, gezien de omstandigheden van de vader en de dochter, en dat er geen sprake was van een schending van het recht op respect voor privé- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van de Staatssecretaris terecht waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.