In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 oktober 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 is eiser via een beeldverbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de maatregel op een verkeerde grondslag was opgelegd omdat hij zijn asielaanvraag had ingetrokken, zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat eiser zijn asielaanvraag op de juiste wijze heeft ingetrokken, aangezien het vereiste M53-formulier ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de asielaanvraag van eiser niet was ingetrokken, waardoor de maatregel van bewaring op de juiste grondslag was opgelegd. Eiser heeft de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen niet betwist, en de rechtbank oordeelt dat deze gronden voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft ook aangevoerd dat er een lichter middel had moeten worden toegepast, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit voldoende heeft gemotiveerd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.